Kinderarbeid in de 19e eeuwIn de eerste helft van de negentiende eeuw vonden mensen het heel gewoon dat de kinderen werkten. Anders liepen de kinderen maar over straat en haalden ze kattenkwaad uit. Anderen meenden dat kinderen zo orde en discipline zouden leren. Bovendien zou je anders de ouder benadelen.
Kinderarbeid kwam in wat we nu ontwikkelde landen noemen in de 19de eeuw nog voor. Kinderen moesten werken in fabrieken, maar soms ook thuis. In Derde Wereld landen (landen in ontwikkeling waar we ontwikkelingshulp aan geven), is kinderarbeid nog heel gewoon.
In de negentiende eeuw groeit de industrie hard in Nederland. Fabriekseigenaren maken gebruik van kinderarbeid omdat kinderen weinig kosten. Arme ouders laten hun kinderen werken om rond te komen. Het verzet tegen kinderarbeid groeit vanwege de slechte werkomstandigheden.
Ook in de gigantische textielfabrieken werkten kinderen vanaf zes jaar veertien uur per dag, zes dagen in de week, tussen levensgevaarlijke machines. Van kinderarbeid is lange tijd vooral sprake in de landbouw en de nijverheid. Na de Industriële Revolutie gaan kinderen in fabrieken aan de slag.
Achttiende en negentiende eeuw
Rijke kinderen kregen aandacht, mochten spelen – ook met hun ouders – en er kwamen kinderboeken. Kinderen van arbeiders en boeren moesten nog tot het begin van de twintigste eeuw samen met hun ouders werken. Maar het gevoel van ouders voor hun kinderen was bij arm en rijk gelijk.
Arbeiders leefden in vieze, kleine en dicht op elkaar staande huisjes en ze maakten lange dagen in de fabrieken. Vroeger was dit ook al zo, maar na de industrialisatie bereikten de problemen een hoogtepunt. De fabrieken voelden voor de werkers als een gevangenis en het leek wel alsof ze geen moment rust meer hadden.
In de negentiende eeuw kwam de industrialisatie op gang. Daardoor veranderde Nederland in snel tempo en niet alleen ten goede. De 'sociale kwestie' werd een belangrijk probleem. Kinderen in een fabriek (Lewis Hine, 1908) Toen Nederland in de negentiende eeuw een industrieland werd, werd ook de fabrieksarbeider geboren.
Rond 1860 werkten een half miljoen Nederlandse kinderen in fabrieken. De liberalen die in de regering zaten, waren voorstanders van kinderarbeid, ondanks de slechte werkomstandigheden. Het was namelijk zo dat kinderen minder loon kregen, wat zorgde voor minder kosten voor de werkgever.
Door de industriële revolutie, die rond 1750 in Engeland begon, ontstond een ander soort kinderarbeid. Kinderen werkten met of zonder hun ouders bij een baas. In de ogen van ondernemers waren kinderen vaak ideale fabrieksarbeiders. Ze waren lenig en behendig en gemakkelijk te disciplineren.
Waarom bestaat kinderarbeid nog steeds? Kinderen werken omdat er anders niet genoeg geld is om eten te kopen. Net zoals vroeger in Nederland. Ze werken bijvoorbeeld in kolenmijnen, op rijstplantages, als schoenpoetser in een grote stad, of in textielfabrieken.
Het begin van kinderarbeid situeert zich in de achttiende eeuw in Engeland en in de negentiende eeuw in België en andere Europese landen. Het was de overgangsperiode van het feodalisme naar het kapitalisme.
Kinderarbeid vroeger
Ze moesten lang en hard werken, in dienst van hun baas. Als ze geluk hadden kregen ze er 10 cent per dag voor. In 1853 komt één op de vier kinderen helemaal niet op school. Anderen komen alleen op school als er geen werk te doen is.
Kinderarbeid heeft gevolgen voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. Omdat kinderen makkelijk uit te buiten, goedkope arbeidskrachten zijn, worden zij eerder ingehuurd dan volwassenen. Daarmee leidt kinderarbeid tot lagere lonen en hogere werkloosheid onder volwassenen.
Er zijn diverse oorzaken voor kinderarbeid, zoals armoede, gebrek aan kennis, het ontbreken van goed onderwijs en een slechte naleving van wetten die kinderen beschermen. Ook kinderhandel is een groot probleem. Meestal werken kinderen omdat hun ouders niet genoeg verdienen. Zonder hun loon is er geen geld voor eten.
Het werk dat de kinderen moesten verrichtten was eentonig, zwaar, gevaarlijk en de werktijden waren onvoorstelbaar lang. Twaalf of vijftien uur per dag werken was heel gewoon, en vrije dagen bestonden nauwelijks.
Al in 1874 zorgde het Kinderwetje van van Houten ervoor dat kinderarbeid onder de 12 jaar in Nederland afgeschaft werd. Met al deze wet- en regelgevingen in Nederland tegen kinderarbeid kunnen we wel stellen dat kinderarbeid ver van ons af staat.
Bij kinderarbeid gaat het om werk dat kinderen beroofd van hun kindertijd en hun recht op scholing. Deze vorm van uitbuiting van kinderen is schadelijk voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van kinderen. UNICEF hanteert de definitie van de International Labour Organization als het gaat om kinderarbeid.
Uitbuiting en kinderarbeid waren ook tijdens de industriële revolutie nog heel gewoon. Pas rond 1900 veranderde dat; kinderarbeid werd verboden, en men verdiende een wat hoger loon zodat men dingen kon kopen die voorheen te duur waren.
Midden 19e eeuw werkten velen zeven dagen op zeven. Soms moesten de arbeiders op de “vrije” zondag hun werkplaatsen schoonmaken en onderhouden… zonder te worden betaald. Pas in 1905 zou een Belgische wet van zondag een verplichte rustdag maken, na tien jaar discussie in het parlement.
Vrouwen- en kinderarbeid waren kenmerkend voor de 19e eeuw. Omdat de lonen erg laag waren werkte het hele gezin mee in de fabriek, dus ook vrouwen en kinderen. Zowel de lonen van de kinderen als van de vrouwen waren lager dan die van de mannen. Rond 1860 werkten een half miljoen Nederlandse kinderen in fabrieken.
In Azië, en met name India, komt kinderarbeid het meeste voor. In veel landen in Afrika werkt bijna een derde van de kinderen (Unicef, 2019). De meeste kindarbeiders, 112 miljoen, werken in de landbouw. Bijna 48 miljoen kinderen werken in de dienstverlening of industrie.
In de negentiende eeuw werd het huidige koninkrijk gesticht en werden belangrijke wetenschappelijk uitvindingen gedaan, waardoor de modernisering een grote vlucht nam. Zo werden de meter, de kilo en de fotografie geïntroduceerd. De schilderkunst bloeide op en werd in de loop van de eeuw steeds eigenzinniger.
Deze eeuw volgde op de 18e eeuw en kwam voor de 20e eeuw. De 19e eeuw staat vooral bekend om de Industriële Revolutie en wordt daarom ook wel de IJzeren Eeuw genoemd. In 19e eeuw kwamen namelijk de fabrieken op, wat zorgde voor rijkdom, maar ook voor ongezonde werkomstandigheden.
Door de industriële revolutie werd het leven van de mensen in de negentiende eeuw niet alleen makkelijker, maar ook leuker. Er kwamen fietsen, auto's, films en telefoons. Het leven van fabrieksarbeiders werd in de 19de eeuw steeds beter en de uitvinding van de fiets en de auto, dat waren grote vernieuwingen.