Het onderwerp van een tekst is vaak te vinden in de titel, en daarnaast in de inleiding of de eerste alinea. Ook in de tekst die je nu leest is dit zo: in zowel de titel als de inleiding vind je het onderwerp van deze tekst, namelijk 'deelonderwerpen'.
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat.Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een globaal beeld over het onderwerp van de tekst.
Een alinea is een stuk tekst van meerdere zinnen. Alinea's beginnen altijd op een nieuwe regel. In de basis heeft elke alinea één kerngedachte. Dit is de belangrijkste informatie in de alinea: een soort hoofdonderwerp.
Tips bij het bedenken van een onderwerp
Hak snel samen een knoop door. Op deze manier blijf je tijdig gemotiveerd en kun je snel verder met onderzoek doen en schrijven. Oriënteer je eerst op wat er van je verwacht wordt en ga dan pas nadenken over wat dan wellicht een geschikt onderwerp zou kunnen zijn.
Een onderwerp drukt uit wie of wat iets doet of overkomt of geeft aan wie of wat iets is. Het onderwerp in een zin heeft altijd een directe link met de persoonsvorm. In de zin 'Piet loopt over straat' is 'Piet' het onderwerp.Piet is namelijk degene die loopt.
Voor het vinden van de hoofdgedachte moet je nagaan wat het onderwerp van de tekst is en wat daarover verteld wordt. Meestal staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot van de tekst. De hoofdgedachte is nooit een vraag. Let op, want er is wel een duidelijk verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte.
Gemiddeld bestaat een alinea uit zo'n vijf zinnen. Dat komt neer op vijf tot tien regels tekst. Een alinea van maar één zin is uitzonderlijk, net als een alinea van een halve pagina lang.
Afhankelijk van het doel van het schrijven, moet een schrijver een van de vier typen alinea's ontwikkelen: uiteenzettend (om uit te leggen of te informeren), overtuigend (om te overtuigen), beschrijvend (om te beschrijven) of verhalend (om een verhaal te vertellen) .
In een alinea bespreek je een thema met betrekking tot je hoofdonderwerp of deelonderwerp. Per alinea ga je in op één kerngedachte en schrijf je een of twee kernzinnen op. Een alinea begint op de volgende regel en springt soms in. Alinea's bestaan altijd uit meer dan een zin en komen in iedere tekst voor.
Dat vind je door de eerste en laatste alinea te lezen (van de alinea waarvan je het deelonderwerp moet weten) en dan het deelonderwerp bepalen. Je kan ook gewoon de hele alinea lezen ipv de eerste en laatste zinnen, maar het deelonderwerp staat vaak al in de eerste zin.
Het onderwerp is het brede, algemene thema of de boodschap . Het is wat sommigen het onderwerp noemen. Het hoofdidee is het "sleutelconcept" dat wordt uitgedrukt.
Gebruik van er
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven.
"Wat is je naam? Mijn naam is John." "Mijn naam" is het onderwerp, "is" is het koppelwerkwoord en "John" is het complement (een subject complement en predikaat nominatief).
Als wie het onderwerp van de zin is, kan de persoonsvorm zowel in het enkelvoud als in het meervoud staan. Het enkelvoud ('Wie gaat er mee? ') is het gebruikelijkst. Het maakt daarbij niet uit of degene die de vraag stelt, verwacht dat er één persoon meegaat of meerdere personen.
Een alinea is een reeks zinnen die georganiseerd en coherent zijn, en die allemaal betrekking hebben op één onderwerp . Vrijwel elk stuk tekst dat u schrijft dat langer is dan een paar zinnen, moet worden georganiseerd in alinea's.
Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die gescheiden worden door een witregel of door een inspringing. Elke alinea bespreekt een eigen onderwerp. Beschrijft een tekst een proces, dan behandelt elke alinea een stap. Bij het poneren van een stelling bevat elke alinea een onderbouwend argument.
Soms, wanneer een auteur een emotioneel moment beschrijft, zal hij dat moment isoleren in een eigen alinea van één zin. Hier zijn drie voorbeelden van hoe dat eruit zou kunnen zien: Megans mond viel open.En toen boog Leroy zich om van het lachen.
In de opmaak zijn 'weduwen en wezen' enkele tekstregels uit een alinea die aan het begin of einde van een tekstblok staan, of een hele korte laatste regel aan het einde van een alinea vormen.
Hoe schrijf je een alinea? Om te bepalen hoe je een alinea schrijft, zul je een goed onderwerp moeten vinden en genoeg informatie over het onderwerp moeten verzamelen . Zodra je de ondersteunende details hebt gevonden, kun je beginnen met het kaderen van de zinnen, de zinnen verbinden volgens een reeks en een perfecte afsluitende zin vinden.
Een alinea kan beginnen met een zogenaamde transitionele zin. Dat is een zin die iets expliciteert over de overgang van onderwerpen in een tekst. Enkele voorbeelden van transitionele zinnen: We komen nu op een heel ander onderwerp.
Het onderwerp vertelt in één of enkele woorden waar de tekst over gaat.De hoofdgedachte vertelt kort waar de tekst over gaat, meestal in één of twee zinnen.