Plug de zwarte kabel op de plek waar 'COM' boven staat. Plug de rode kabel op de plek waar een 'V' boven staat. Steek de zwarte kabel in de middelste opening van het Perilex stopcontact. Steek de rode kabel in de opening linksonderin en noteer wat de meter aangeeft.
Het is een kleine schroevendraaier met ingebouwd led-lampje. Steek de spanningszoeker in één van de polen van het stopcontact of houd de punt tegen het koper van de draad. Leg je duim op het metalen gedeelte van de spanningszoeker. Als het lampje gaat branden staat er spanning op het geteste punt.
Zitten er twee stalen pennetjes aan de boven- en onderkant van het stopcontact? Dan gaat het om een geaard exemplaar. Zijn jouw stopcontacten gewoon rond en hebben ze enkel twee openingen voor de stekker? Dan is het een niet-geaard exemplaar.
Duw het puntige uiteinde van de rode draad in de neutraalopening van het stopcontact, dat is doorgaans de linker opening. Duw dan het uiteinde van de zwarte draad in de faseopening, wat doorgaans de rechter opening is. Lees de meting op de multimeter af en schrijf hem op.
Verkeerd aangesloten draden
Als de draden niet correct zijn aangesloten, loopt er geen stroom. Dit is een veel voorkomende fout bij het installeren van stopcontacten. Bij het aansluiten is het belangrijk om de draden in de juiste volgorde voor te bereiden en te schikken.
Kijk naar de instelling van het bereik van de multimeter. Hiermee krijg je een waarde om de afgelezen meting mee te kunnen vermenigvuldigen. Bijvoorbeeld, als de multimeter is ingesteld op R x 100 en de naald wijst naar 50 ohm, dan is de feitelijke weerstand over de schakeling 100 x 50=5000.
Gebruik hiervoor een spanningzoeker of een tweepolige spanningstester. Deze zijn bij de bouwmarkt te verkrijgen. Controleer van tevoren bij een stopcontact waar nog wel stroom op staat of de tester goed werkt. Als de stroom is uitgeschakeld, mag het lampje van de spanningszoeker niet branden.
Met een stroommeter, een ampèremeter, kun je de stroomsterkte meten. In deze stroomkring is een stroommeter aangesloten.
Stel je apparaat in op het meten van spanning.
Als je voltmeter een knop met verschillende instellingen heeft, stel deze dan in op een van de volgende opties: Om de spanning van een AC-circuit te testen, draai je de knop op V~, ACV of VAC. Huishoudelijke elektrische circuits zijn bijna altijd wisselstroom (AC).
De bruine draad is de fasedraad en zorgt voor de stroomtoevoer. Hier staat altijd spanning op. De blauwe draad zorgt voor de afvoer van stroom.
Plaats de positieve en negatieve sondes van de Megger op de twee geleiders of terminals tussen welke u de isolatieweerstand test. Als u isolatieweerstand tegen de grond probeert, plaatst u de positieve sonde op de gronddraad of de geaarde metalen verbindingsdoos en de negatieve sonde op de geleider of de aansluiting.
Een multimeter gebruik je dus om elektrische grootheden mee te meten. De belangrijkste zijn stroom, spanning en weerstand. Elke grootheid wordt in zijn eigen eenheid gemeten. Soms is het nodig om hele grote of kleine waardes te meten.
Oneindige weerstand (open stroomkring) wordt op het display van sommige multimeters weergegeven als OL. Dit betekent dat de weerstand groter is dan het instrument kan meten. Weerstandsmetingen moeten plaatsvinden bij spanningsloze stroomkring, anders zou het meetinstrument of de stroomkring beschadigd kunnen raken.
Stroom heb je in twee smaken: gelijkstroom (Direct Current – DC) en wisselstroom (Alternating Current - AC). Met beide soorten elektriciteit kan je een vermogen verplaatsen, beide hebben een spanning en een stroomsterkte en beide hebben een stroomkring nodig, maar ze gedragen zich heel anders.
De stroom (A) is hoger omdat gelijkspanning met 12 V of 24 V lager is dan wissel-spanning met 230 V. Het (gevraagde) vermogen blijft gelijk, dus de stroom zal toenemen P = V x I. De onderstaande vuistregel kan gehanteerd worden: Voor 12 of 24 V DC systemen geldt 3 Ampère stroom per 1 mm² kabeldiameter.
Fasedraad wordt met de letter 'L' aangeduid dat staat voor het Engelse woord 'live'. Er worden ook wel drie fasedraden gebruikt. Dan is de aanduiding L1, L2, L3 voor de verschillende schakeldraden. De afkorting 'N' staat voor het Engelse woord 'neutral'.
Als de stekker in het stopcontact zit, kan er een vonk ontstaan omdat het contactoppervlak niet voldoende is en er elektrische stroom komt. U kunt dus kleine beschadigde sporen op de stekker zien. Het is normaal. Als de vonken ernstiger zijn of als de uitlaat verkleurd en vervormd is, stop dan met het gebruik ervan.
De elektrische stroom gaat dan door het lichaam en verdeelt zich volgens de weerstanden in het circuit. Het grootste deel gaat daarbij langs de weg met de minste weerstand: zenuwen en bloedvaten. Hierbij kan schade aan hart, bloedvaten en longen ontstaan.
Hoe een aardpen slaan? Een aardpen kunt u niet eenvoudig zelf aanbrengen. Geadviseerd wordt deze installatie uit te laten voeren door een erkend professional. Het hele proces neemt in de meeste gevallen ongeveer een uur in beslag.
In de ideale situatie heeft aarding een weerstand van 0 Ohm. Omdat dit echter nooit helemaal te realiseren is, mag dat vanuit veiligheidsoverwegingen maximaal 30 Ohm zijn.