Het juiste antwoord is gezegd en niet gezegt. Wanneer de laatste letter wel een klank uit 't kofschip is, dan komt er automatisch een t achter het werkwoord.
Vervoeging: ik zeg, jij zegt, wij zeggen. ik zei, jij zei, hij zei, wij zeiden. ik heb gezegd.
wie de waarheid spreekt en niet bedriegt vb: je moet eerlijk tegen me zijn eerlijk duurt het langst [als je liegt of bedriegt kom je niet ver] eerlijk gezegd heb ik geen ...
De meest gebruikelijke vorm van het werkwoord zeggen in de verleden tijd is in de standaardtaal in het hele taalgebied zei(den). Daarnaast komt in de standaardtaal in België ook de vorm zegde(n) voor, al wordt die vorm er veel minder gebruikt. Voor veel Nederlanders klinkt zegde(n) verouderd.
Is het ik heb gezegt of gezegd? Het juiste antwoord is gezegd. Gezegd is het voltooide deelwoord van zeggen. In de meeste gevallen eindigt een voltooid deelwoord op een d.
Eerlijkheid is persoonlijke integriteit of het ontbreken van bedrog, leugens of verdoezeling van feiten. Oneerlijkheid is daar het tegengestelde van. Hoewel eerlijkheid veelal positief wordt gewaardeerd, kan een overmaat aan eerlijkheid negatief worden opgevat.
eerlijk {bijvoeglijk naamwoord}
ehrlich {bn.} fair {bn.}
blij, blijhartig, blijmoedig, dartel, feestelijk, geanimeerd, hups, jolig, joviaal, levendig, levenslustig, lustig, monter, opgeruimd, opgewekt, optimistisch, speels, uitbundig, uitgelaten, verheugd, vreugdevol, welgemoed.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
Reacties. Geen van beide als het gaat om correct Nederlands. Het is dialect om te zeggen dat je iets op hebt. Om het keurig te formuleren gebruik je het werkwoord eten.
Zei is de verleden tijd van zeggen. Letterlijk: "zegde".
Het is belangrijk om te weten of het een werkwoord is of een persoonlijk voornaamwoord. Een werkwoord is bijvoorbeeld staan, lopen of zeggen of een vervoeging daarvan: stond, liep, zei. Een persoonlijk voornaamwoord is bijvoorbeeld ik, jij, hij of zij. Als het een werkwoord is, is zei met een ei.
Wat er ook van zij, bekende Vlamingen hebben ook weleens problemen met hun profiel. √ Hoe dan ook, bekende Vlamingen hebben ook weleens problemen met hun profiel. Volgens Van Dale is wat er ook van zij (een letterlijke vertaling van quoi qu'il en soit) geen standaardtaal. Ook goed: hoe het ook zij.
Het is belangrijk dat je van elkaar kunt horen hoe de ander naar eerlijkheid en openheid kijkt en welke waarde dit voor hem of haar heeft. Dit vraagt zelfkennis, zelfreflectie en oog hebben voor elkaar. Het vraagt moed omdat er stilgestaan wordt bij de pijn, het verdriet en de angst.
Eerlijke mensen proberen nooit iedereen te behagen.
Deze mensen zijn trouw en kordaat in hun overtuigingen. Bovendien weten ze precies hoe ze sterke en betekenisvolle banden kunnen scheppen met mensen die volgens hen hun vriendschap waard zijn.
eerlijk = wie de waarheid spreekt en niet bedriegt vb: je moet eerlijk tegen me zijneerlijk duurt het langst [als je liegt of bedriegt kom je niet ver]eerlijk gezegd heb ik geen zin [ik zeg eerlijk dat ik geen zin heb]ik heb hard gewer...
Ze zijn onregelmatig als klinkers of medeklinkers veranderen, waardoor er een aparte stam voor de verleden tijd is (denk - dacht, ga - ging, eet - at). Voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) zijn: ik werkte, jij dacht, hij ging, wij wandelden, jullie aten, zij droomden.
Het belangrijkste verschil tussen deze twee is dat een onvoltooid verleden tijd vooral als verhalende beschrijving fungeert, zoals woonde, had en verhuisde in (1), en de voltooid tegenwoordige tijd vooral losse feiten benoemt, zoals heeft gewoond in (2).
In 'Wat is er gebeurd? ' is gebeurd een voltooid deelwoord. Dat eindigt op een d, omdat er in de verleden tijd gebeurde ook een d zit. Deze d uit de verleden tijd komt dus terug aan het einde van het voltooid deelwoord gebeurd.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Vragen heeft sterke verledentijdsvormen: vroeg en vroegen. Het voltooid deelwoord van vragen is gevraagd.