Om een decimaal getal in een breuk om te zetten, moeten we de decimalen boven hun plaatswaarde zetten. Bijvoorbeeld: in 0,6 staat er een zes op de plaats van de tienden, dus zetten we de 6 boven de 10 om de gelijkwaardige breuk te maken, 6/10.
Zo is 50% te schrijven als het kommagetal 0,5. Of als de breuk 1/2.
Een breuk wordt genoteerd met de teller en de noemer gescheiden door een breukstreep, een horizontale (12) of een schuine streep (1⁄2), in lopende tekst ook als 1/2. De teller is het getal boven de streep. De teller geeft aan, telt, hoe vaak de noemer voorkomt.
Breukenkaart - Een zesde
Breuken zijn delen van een geheel. Een hele (oftewel: 1) is verdeeld is gelijke stukken. Deze breukenkaart geeft een duidelijk voorbeeld van de breuk een zesde.
Videotranscript. Laten we 0.8 schrijven als een breuk. Dus 0.8 ... de 8 hierzo staat op de plaats van de tienden. Dus je kan dit lezen als 8 tienden en we kunnen dit letterlijk schrijven als gelijk zijnde aan 8 tienden of 8 over 10.
Het percentage dat bij het kommagetal 0,375 hoort is dus 37,5%. . Je kunt deze breuk eenvoudiger opschrijven. Je kunt de teller en de noemer namelijk allebei delen door 4.
9/10 = 0,9.
⁄4 is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25. Als je dit weet kun je ook uitrekenen welk kommagetal gelijk is aan 3⁄4 .
Bij 'vijf zesde' stellen kinderen zich vaak vijf stukken van een zesde voor. De bedoeling is juist dat het kind een groot stuk van vijf zesde voor zich ziet. Oftewel: de verhouding tussen het deel en het geheel.
Om een breuk in een decimaal getal om te zetten, hoef je alleen de teller te delen door de noemer.
2 – Breuken vereenvoudigen
Je kind maakt een breuk zo eenvoudig mogelijk (vereenvoudigen) door de teller en de noemer door het hoogst mogelijke getal te delen. Je moet dus zowel de teller als de noemer door dat grootste getal kunnen delen. Dit getal wordt ook wel de grootste gemeenschappelijke deler (of ggd) genoemd.
Het streepje in de breuk wordt dan ook 'breukstreepje' of 'deelstreepje' genoemd. De breuk is dus een deelsom. Wat boven het streepje staat heet de teller, daaronder de noemer.
Decimale breuken zijn breuken met als noemer een macht van 10, dus 10, 100, 1000, enz. In plaats van de bekende manier van noteren met een breukstreep, noteren we zulke breuken als volgt met een decmale komma: 3 10 = 0 , 3 {\displaystyle {\frac {3}{10}}=0{,}3}
In de normale schrijfwijze wordt de repeterende breuk afgerond, wat wil zeggen dat alleen een bepaald aantal cijfers wordt genoteerd. Zo wordt 2/3 afgerond op: 2 decimalen als 0,67.
Dus: 1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 % 1/3 deel = 1/3 × 100 % = 100/3 % = 33 1/3 %
Je kunt de 0,10 en 0,40 dus ook veranderen in 0,1 en 0,4. Het getal blijft dezelfde waarde hebben.
Breuk naar kommagetal: 1/5 = 0,2.
De teller en de noemer heten samen het breukgetal. De lijn tussen de teller en de noemer heet de breukstreep. In deze breuk zie je dat teller 1, bestaat uit 1 deel ter grootte van de noemer 2. Omdat een breuk altijd uit hele getallen bestaat kan er geen komma in de breuk zitten.
. Je kunt deze breuk eenvoudiger opschrijven. Je kunt de teller en de noemer namelijk allebei delen door 4. = 3 : 4 = 0,75.
Als je 1/3 door 2 deelt, dan krijg je een stuk dat 6 keer in de hele taart past. 1/3 : 2 is dus 1/6.
Een vierde deel is hetzelfde als een kwart. Op deze breukenkaart zie je een duidelijk voorbeeld met het bijbehorende kommagetal en het percentage. Breuken, kommagetallen en procenten staan namelijk in verhouding met elkaar.
36 : 4 = 9 100 : 4 = 25 9/25 kun je niet verder vereenvoudigen, dus 0.36 is hetzelfde als 9/25.
Rationale getallen zijn alle getallen die te schrijven zijn als een breuk. De teller en de noemer zijn gehele getallen. De noemer kan nooit 0 zijn.
Eén getal achter de komma = een tiende breuk ( ?⁄10 ). Twee getallen achter de komma = een honderdste breuk ( ?⁄100 ).