Om de gewenste AF-instelling in te stellen, schakel je over naar AF, selecteer je de gewenste opnamemodus (AF werkt alleen in de automatische en semiautomatische modus) en druk je op de AF-knop op de camera. Houd de AF-aanknop ingedrukt totdat de camera heeft scherpgesteld.
Verschillende manieren om scherp te stellen
De camera stelt eenmalig scherp op het onderwerp en blijft ook op dit punt vaststaan tot de foto is gemaakt. De continue scherpstelling kan worden aangeduid met 'AF-C' of 'AI Servo'. Zolang je de ontspanknop half indrukt, blijft de camera scherpstellen op jouw onderwerp.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
Kies voor een persoon die ongeveer in het midden van je groep mensen staat. Scherptediepte loopt namelijk 1/3e naar voren en 2/3 naar achteren. Als je met meerdere rijen mensen werkt, kies dan iemand die in het midden staat om op scherp te stellen. Of ietsjes voor het midden als je met nóg meer rijen werkt.
In de volgende situaties kan het voorkomen dat de camera moeilijk automatisch scherpstelt: In geval van snelle bewegingen of hoge snelheid, zoals een rijdende auto. Wanneer een onderwerp zich te dicht bij de camera bevindt. In composities met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een zandstrand.
Het kan twee verschillende oorzaken hebben. Of je hebt afgedrukt terwijl de camera nog niet klaar was met scherpstellen (of je stelde handmatig verkeerd scherp natuurlijk), of je kunt je sluitertijd nog eens checken. Je kent inmiddels vast het regeltje van het bereik en de sluitertijd wel.
Eén van de meest voorkomende oorzaken van onscherpe foto's, is een te lange sluitertijd. Hoe langer de sluiter open staat, hoe meer licht er op de sensor komt. Maar ook: hoe meer kans je hebt dat je foto bewogen wordt, door kleine trillingen in je hand of zelfs van het statief.
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt de autofocus geactiveerd. Via de scherpstelstand kunt u kiezen of de scherpstelling wordt vergrendeld zodra de camera heeft scherpgesteld of dat de camera de scherpstelling blijft aanpassen zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Men neigt om direct het middelste punt als scherpstelpunt te kiezen. Dit is een logische keuze, want dit scherpstelpunt is in veel gevallen het gevoeligste van alle AF punten. De hoeveelheid scherpstelpunten van de camera maken in dat geval niet uit.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
Voor het mooiste licht moet je foto's nemen tijdens golden hour: het licht net na zonsopgang en net voor zonsondergang. Je neemt ook best zo veel mogelijk foto's, dan is de kans groter dat die ene perfecte foto met het perfecte licht tussen de selectie zit.
Een goede vuistregel is om minimaal een sluitertijd aan te houden van 1 / brandpuntsafstand. Als je dus fotografeert met een 50mm lens, dan zorg je voor een sluitertijd van minimaal 1/50 sec. Diafragma – Ook de diafragma keuze heeft invloed op de scherpte in jouw foto.
Als de autofocus op je camera aanstaat, wat vaak het geval is, dan zie je door de zoeker van de camera een aantal puntjes: de scherpstelpunten of focuspunten genoemd. Wanneer je de ontspanknop van je camera half indrukt, dan verschijnt er een rood lampje in je zoekbeeld.
Het aantal scherpstelpunten kan per camera variëren van 9 tot wel meer dan 60. Bij de moderne mirrorless camera kan dat aantal zelfs oplopen tot meer dan 5000 (Canon EOS R) .
Handmatige scherpstelling (MF)
Hoewel fotograferen met autofocus (AF) gebruikelijker is bij digitale camera's, is MF effectief wanneer het moeilijk is om scherp te stellen met autofocus, zoals bij macrofotografie. In MF kunt u de scherpstelpositie aanpassen door de scherpstelring op de lens te draaien.
Kies een redelijk klein diafragmagetal (f. 5.6 of f/4) om voldoende licht door te laten. Hoe hoger het diafragmagetal, hoe kleiner de opening is. Zorg wel voor een snelle sluitertijd, anders wordt de sensor te lang blootgesteld aan het licht.
Autofocuspunten. Camera's hebben een bepaalde hoeveelheid autofocuspunten, waarmee je kan bepalen waar wordt gefocussed. Je kan stellen dat hoe meer autofocuspunten de camera heeft hoe beter de autofocus zal zijn en hoe gemakkelijker je kan focussen.
AF-veldstand kan worden geselecteerd door op de AF-standknop te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. AF-veldstand wordt in het bedieningspaneel en in de zoeker getoond. Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven.
De matrixmeting is de meestgebruikte lichtmeting voor het licht in je camera, dit is ook de standaard instelling. Het hele beeld wordt hierin meegenomen, omdat er verschillende gebieden van je foto worden gemeten. De camera legt al deze resultaten naast elkaar en maakt hier een gemiddelde van.
Hoe doe je dat, handmatig scherpstellen? Om handmatig scherp te stellen, zet je de knop op het objectief om van AF (autofocus) naar M (manual). Nu zie je dat wanneer je de sluiter half indrukt, de camera niet automatisch scherpstelt. Je doet dat met de scherpstelring op het objectief.
Continue AF op een (bewegend) onderwerp. Je drukt de ontspanknop half in en de camera blijft scherpstellen op het onderwerp, waarop het gestart is. Dit gaat goed zolang het onderwerp binnen het bereik van de focuspunten blijft. Automatische AF: de camera kiest automatisch enkelvoudig of continue.
Stel geen hoge ISO-waarde in op je camera
Er is geen magische instelling, en iedere camera gaat een beetje anders met ISO om, maar als vuistregel geldt: hoe hoger de ISO-waarde, hoe groter de kans op digitale ruis en korreligheid in je afbeeldingen.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.