De aarde draait niet alleen om de zon, maar ook om zijn eigen as, die circa 23,5 graden helt ten opzichte van de zon. Door die schuine stand zijn het noordelijk en zuidelijk halfrond tijdens een omwenteling rond de zon beurtelings naar de zon gericht. Dat ervaren we als seizoenen.
Seizoenen zijn niet zomaar ontstaan. Ruim 3.000 jaar voor Christus werd al gebruik gemaakt van een zonnewijzer. Er werd een stok in de grond gestoken, waarop de zon scheen. De schaduw die op de grond verscheen, ga de tijdsaanduiding aan.
De astronomische seizoensindeling is gebaseerd op de positie van de aarde ten opzichte van de zon. Hierdoor ontstaan de seizoensverschillen. De seizoensverschillen komen voort uit de schuine stand van de as waar de aarde om draait.
Het meteorologische seizoen, ofwel het weerkundige seizoen start daarom altijd op de 1e van de maand. Zo start de lente op 1 maart, de zomer op 1 juni, de herfst op 1 september en de winter op 1 december.
De rotatieas van de aarde staat scheef t.o.v. het baanvlak van de planeten, de ecliptica. De hoek bedraagt 23,5 graad. Omdat onze planeet bovendien afgeplat is, oefenen de aantrekkingskrachten van zon en maan een koppel uit op de aarde.
De dampkring, of atmosfeer, is een dunne deken van lucht om de aarde. De dampkring is opgebouwd uit vier lagen: troposfeer, stratosfeer, mesosfeer en de ionosfeer. De dampkring houdt onze planeet op een comfortabele temperatuur (ongeveer 15 graden).
De aarde draait rond zijn as in 23 uur 56 minuten en 4 seconden. Aangezien de evenaar 40.075 km lang is, beweegt iemand die zich op de evenaar bevindt, zich met een snelheid van 40.075/(bijna) 24 uur = 1.670 km/h. Bij ons, op de 51-ste breedtegraad, halen we nog altijd een snelheid van 1.050 km/h.
De astronomische lente en de astronomische zomer duren elk zo'n 4 dagen langer dan de astronomische herfst en de astronomische winter (voor het noordelijk halfrond). En dat is toch wel merkwaardig. Let wel: het gaat hier om de astronomische seizoenen.
We kennen vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter. In Nederland en de ons omringende landen merken we het verschil in seizoenen door duidelijke veranderingen in het weer. In andere delen van de wereld zijn die weerveranderingen niet altijd duidelijk.
Meteorologische seizoenen
Elk seizoen duurt precies drie maanden. Op die manier zijn seizoenen makkelijker te vergelijken en kan er ook met de data makkelijker gerekend worden. Ideaal voor bijvoorbeeld klimatologen. De meteorologische herfst begint op 1 september, de winter op 1 december en de lente op 1 maart.
Rond 23 september staat de zon precies boven de evenaar waardoor dag en nacht overal op aarde even lang duren. Daarom begint de herfst meestal op 22 of 23 september. Officieel loopt de herfst van 21 september tot en met 20 december.
Donkere dagen
Dat komt onder andere doordat de aardbaan rond de zon niet cirkelvormig is. Hierdoor beweegt de zon in de winter schijnbaar iets sneller dan in de zomer. Het gevolg is dat de zon nu dagelijks iets later door het zuiden gaat.
De zon is ontstaan uit het samenkrimpen van een grote interstellaire gaswolk onder invloed van haar eigen zwaartekracht. De gaswolk bestond voor het grootste deel uit waterstof (H) en helium (He), de meest voorkomende elementen in het heelal.
De aarde draait niet alleen om de zon, maar ook om zijn eigen as, die circa 23,5 graden helt ten opzichte van de zon. Door die schuine stand zijn het noordelijk en zuidelijk halfrond tijdens een omwenteling rond de zon beurtelings naar de zon gericht. Dat ervaren we als seizoenen.
In de winter is het kouder dan in andere seizoenen doordat de dagen kort zijn. De nachten zijn lang en daardoor kan de temperatuur sterker dalen. Overdag staat de zon laag en het zonlicht legt een grote weg af door de atmosfeer. Hierdoor levert het zonlicht veel minder warmte op.
De aarde draait in een heel jaar een rondje om de zon. Maar omdat de stand van de aarde ten opzichte van de zon een beetje scheef is, schijnt de zon in de zomer het meest op het noordelijk halfrond van de aarde en in de winter op het zuidelijk halfrond.
De winter begint op 21 december omdat de zon 's middags aan de Steenbokskeerkring loodrecht aan de hemel staat. 21 december is de kortste dag van het jaar.
Het werelddeel Australië ligt aan de andere kant van de aardbol. De periodes zomer en winter zijn daar precies omgedraaid met de seizoenen die wij in Nederland kennen. In de maanden december tot en met maart is het in Australië zomer terwijl het bij ons dan winter is.
Dat zijn de lente, de zomer, de herfst en de winter. De seizoenen worden ook wel jaargetijden genoemd. Zoals je in de afbeelding hierboven kunt zien duurt een seizoen 3 maanden. De lente begint op 21 maart, de zomer begint op 21 juni, de herfst op 21 september en de winter op 21 december.
Op het noordelijk halfrond van de aarde valt deze dag elk jaar rond 21 december en wordt hij winterpunt genoemd. Op het zuidelijk halfrond is het omgekeerd; daar valt de kortste dag omstreeks 21 juni.
Seizoenen bestaan omdat de aarde scheef staat. Als je een lijn zou trekken van de Noordpool naar de Zuidpool, dan zou deze lijn scheef staan en een hoek van 23.5 graden maken. Dat betekent dat in de loop van een jaar, de hoeveelheid zonlicht die op de aarde valt op elke plek anders is. En daarom hebben we seizoenen.
De Veluwe is met ruim 950 mm per jaar het gebied waar op jaarbasis de meeste regen valt, in Midden-Limburg (minder dan 750 mm per jaar) valt de minste neerslag.
We voelen vrijwel niets van het feit dat de Aarde roteert: we worden niet van de planeet af geslingerd, we vallen niet om en bomen groeien niet scheef. De reden hiervoor is dat het effect van de zwaartekracht door de grote massa van de Aarde veel sterker is dan dat van de centrifugaalkracht als gevolg van haar rotatie.
Er zal een flinke tsunami ontstaan en de superstorm heeft veel stof en puin in de dampkring gegooid. Daarnaast stopt de traditionele dag/nacht-cyclus. Omdat de beweging van de zon langs de hemel niet stopt, is het zes maanden lang 'dag' en zes maanden lang 'nacht'.
Een ruwe 2,5 miljard dollar, oftewel 2,12 miljard euro.