Een stier, hengst en beer zijn namen voor resp. een mannetjes rund, een mannetjes paard en een mannetjes varken.
Koeien leven in kuddes en krijgen een kalfje als ze ongeveer twee jaar oud zijn. Een koe is een vrouwtjesrund en een mannetjesrund noemen we een stier. Een rund heeft van nature horens om zich te verdedigen. Koeien kunnen wel 20 jaar oud worden, maar worden meestal al eerder geslacht voor het vlees en de vacht.
Mannelijke ezels heten ezelhengsten. Vrouwelijke ezels ezelinnen. Jongen van ezels heten ezelsveulens. Een kruising tussen ezelhengst en paardenmerrie wordt muildier genoemd, die tussen ezelin en paardenhengst heet een muilezel.
Een os is een gecastreerd mannelijk rund (stier). De os is een van de oudste door de mens gebruikte trekdieren.
Denk maar aan hartstocht, dat in het Middelnederlands synoniem was van herts-treck. Een tochtige koe heeft dus eigenlijk hartstochtelijk veel zin in een stier.
Kalf – jong dier, ook wel 'kuuske' genoemd (stierkalf = mannelijk, vaarskalf = vrouwelijk); Pink – eenjarig kalf, ook wel 'hokkeling' genoemd; Var – jonge stier; Vaars – jonge koe die voor het eerst is gedekt, ook wel 'maal' of 'eerstekalfskoe' genoemd.
Een familiegroep wordt geleid door een mannetje en een vrouwtje die gewoonlijk met alfa worden aangeduid. Gewoonlijk hebben zij het alleenrecht op voortplanting. De overige dieren zijn meestal (volwassen) nakomelingen van het alfapaar.
Een vrouwelijk schaap wordt ooi genoemd, een mannelijk dier een ram en een jong een lam.
Juvenielen (jonge dieren) groeien sneller en vervellen vaker dan oudere dieren. Jongere exemplaren gaan vaak pas eten na de eerste vervelling. Ook de vervelling van volwassen slangen valt vaak samen met veranderingen in het gedrag, zoals het aanbreken van de voortplantingstijd of het afzetten van de eitjes.
Afmetingen. De haas heeft een kop-romplengte van 48 tot 73 centimeter, een schouderhoogte van 30 centimeter en een lichaamsgewicht van 2500 tot 7000 gram. Het mannetje ("rammelaar" of "ram") is ongeveer vijf procent zwaarder dan het vrouwtje ("moer" of "moerhaas").
Bij honingbijen worden de meisjesbijen “werkbijen"of werksters”genoemd. De jongensbijen zijn “darren”. Een werkster wordt geboren uit een bevrucht eitje, terwijl een dar uit een onbevrucht eitje wordt geboren.
Voor de bevalling bouwt het vrouwtje een nest. Ongeveer 22 dagen later worden de kleine ratjes geboren, die worden ook wel rittens genoemd. Ze zijn heel klein, kaal en roze en worden met hun ogen dicht geboren en drinken alleen nog maar melk bij hun moeder. Ze wegen gemiddeld vier gram.
Een pink is een eenjarig rund. Het jonge rund is dan geen kalf meer, maar moet nog volwassen worden. Een andere benaming voor een eenjarig rund of paard is "enter".
Over het algemeen is jongvee eigenlijk al het vee dat nog geen koe is: vee dat nog niet gekalfd heeft. Jongvee vanaf een jaar oud wordt een pink genoemd. Jongvee vanaf zo'n vijftien maand, de leeftijd waarop ze gedekt of geïnsemineerd worden, wordt een vaars genoemd.
Een kalf is het jong van een koe, maar bij andere grote zoogdieren wordt de aanduiding ook gebruikt. Het baren noemen we kalven of afkalven, en het pasgeboren kalf heet een nuchter kalf, afgekort nuka. Een vrouwelijk kalf wordt ook vaarskalf, koekalf of kuis genoemd, een mannelijk kalf is een stierkalf of bul.
Een jong geitje heet een lam. Een gecastreerde bok is een hamel. Soms wordt een vrouwelijke geit geboren met mannelijke geslachtskenmerken.
Een vrouwelijk rund wordt een koe genoemd, het mannelijke rund een stier. Een os is een gecastreerde stier. Zoals alle herkauwers heeft het rund vier magen. Verder heeft het rund in totaal 32 tanden.
Bij schapen wordt het mannetje een ram genoemd, het vrouwtje een ooi en het jong een lam. Een gecastreerde ram heet een hamel.
Een roedel bestaat meestal uit een alfa-paar (het belangrijkste mannetje en vrouwtje) en hun jongen. Jongen van eerdere jaren mogen blijven, zolang er genoeg te eten is. Vrouwtjes blijven vaak lang bij de roedel waar ze geboren zijn, mannetjes gaan meestal snel op zoek naar een eigen plek.
De vos heeft geen natuurlijke vijanden. In het buitenland worden (meest jonge) vossen wel eens door wolven, lynxen of steenarenden gepakt. Vijand in Europa zijn ziekten (hondsdolheid, schurft en parasieten) en de mens. Vroeger was hondsdolheid (rabies) een probleem.
Roedel is het begrip dat een groep wolven, herten of ook gemzen aanduidt waar een sterke hiërarchie heerst.
Vanaf haar tweede jaar krijgt een koe jaarlijks een kalfje. Een jonge koe, die nog maar één keer een kalfje heeft gekregen, heet een vaars (2 tot 3 jaar).
[m] - [n] ; jong van bepaalde zoogdieren (o.a. beer, leeuw, vos, wolf).
Een eenjarige koe wordt een pink genoemd, een tweejarige een vaars.