De gemakkelijkste manier om een afstand tot een ster te bepalen is uit het spectrum van de ster te weten te komen hoe helder de ster in werkelijkheid is en vervolgens te meten hoe groot de schijnbare helderheid, gezien vanaf de Aarde is.
Langer antwoord: Afstanden in de binnendelen van het zonnestelsel kunnen nauwkeurig opgemeten worden met behulp van radar. Het idee is eenvoudig: je stuurt een korte radarpuls in de richting van een andere hemellichaam (de maan, een planeet of een planetoïde), en je vangt het gereflecteerde signaal op.
Een lichtjaar is de afstand die licht aflegt in een jaar. De precieze afstand van een lichtjaar is te berekenen uit het aantal seconde in een jaar maal de lichtsnelheid. Hieruit volgt dat een lichtjaar ongeveer 9,5·1015 m is ofwel 9,5 miljoen miljoen km.
Sterrenkundigen gebruiken de parallax-methode om de afstand tot dichtbijzijnde sterren te meten. Ze nemen twee foto's van de ster met een tussenpoos van een half jaar. In die tijd is de aarde naar de andere kant van de zon gereisd en kijkt het observatorium vanuit een andere positie – kilometer verderop – naar de ster.
Het licht dat wordt uitgestraald door die ster op een bepaald moment wordt dus verdeeld over een uitdijende bol om de ster heen. Zo komt het dus dat een ster minder helder is als hij verder weg staat.
Een lichtjaar is de afstand die licht in een jaar kan reizen - dat is ongeveer 9 460 000 000 000 kilometer! Licht heeft ongeveer 4,2 jaar nodig om de afstand naar de dichtstbijzijnde ster buiten ons zonnestelsel te overbruggen, daarom zeggen sterrenkundigen dat Proxima Centauri 4,2 lichtjaren van ons is verwijderd.
31 lichtjaren klinkt bijna als om de hoek, maar is voor ons als aardbewoners toch wel een eindje weg. We hebben het dan namelijk over 294,5 biljoen kilometer.
De diameter van sterren kent een nog grotere variatie dan de massa. Zo hebben de kleinste hoofdreekssterren een diameter ongeveer gelijk aan die van Jupiter (143.000 km), terwijl de grootste diameters van sterren miljarden kilometers kunnen bedragen, zoals bij de zogeheten rode hyperreuzen.
Het deel van het heelal dat wij kunnen waarnemen heeft een breedte van ongeveer 156 miljard lichtjaren. Dat is dus ongeveer 156.000.000.000 x 9,46 × 1012 kilometer = 1,48 x 10 ^ 24 km. De grootte van het universum is afhankelijk van: vorm.
De ster die (agezien van de zon) het dichtst bij de aarde staat, bevindt zich op een afstand van 4,2 lichtjaar.
Het licht dat we vannacht van de ster ontvangen, is dus al onderweg sinds het jaar 1573. We kijken ruim vier eeuwen terug in de tijd. Sterrenkundigen weten dat Betelgeuze het einde van zijn leven nadert.
Het licht dat een ster uitstraalt, doet er een flinke poos over om de aarde te bereiken. Het licht van een ster die 10 miljoen kilometer wegstaat, is een heel jaar onderweg voor het de aarde bereikt. Dus als wij een ster zien, kan het licht van deze ster al jaren onderweg zijn.
De ster waar de ontdekte planeet omheen draait heet Proxima Centauri. Deze rode dwergster is de dichtstbijzijnde ster bij de aarde, op 4,2 lichtjaar afstand.
1 AE = 8,317 lichtminuten. 1 AE = 499 lichtseconden. 1 lichtjaar = 63 241 AE. 1 parsec = 206 265 AE.
Om redelijk precies te zijn: 122 990 400 280 800 000 000 000 kilometer. Plus nog eens 13 000 000 000 gedeeld door 4 maal 24 x 60 x 60 x 300 000 km, voor de schrikkeldagen.
De drijvende kracht achter de uitdijing van het heelal is donkere energie: een mysterieuze vacuümenergie die werkt als een soort anti-zwaartekracht. Donkere energie moet bestaan, want anders is onmogelijk te verklaren waarom het heelal steeds sneller uitdijt.
Voor zover onderzoekers nu weten is er geen einde aan het heelal. Er is dus geen rand waar de ruimte stopt. Sterker nog: het heelal blijft groeien. Sterren en planeten bewegen steeds verder van elkaar af.
Het heelal dijt uit, waardoor de fotonen in de kosmische achtergrondstraling 45 miljard lichtjaar reisden om er te komen. Hierdoor heeft het zichtbare universum een doorsnee van circa 90 miljard lichtjaar. Toch is het heelal minimaal 250 keer groter, zo blijkt uit een nieuwe wiskundige berekening.
Canis Majoris betekent letterlijk 'grotere hond'. Naar schatting is de straal (de afstand van het middelpunt tot de rand van de cirkel) van deze 'rode hyperreus' zo'n 1800 tot 2100 keer zo groot als de straal van de zon. En de straal van de zon is op zijn beurt 110 keer zo groot als de straal van de aarde.
VY Canis Majoris (VY CMa) is een type M superreus of hyperreus in het sterrenbeeld Grote Hond (Canis Major). Het is een van de grootste sterren die in het heelal zijn ontdekt. De straal van de rode ster is ongeveer 1420±120 maal zo groot als die van onze zon, waardoor onze zon er enkele miljarden malen in zou passen.
Ongeveer twaalf keer zo klein als onze zon. Dat is de kleinste ster die tot nu toe gevonden is. Wetenschappers van Cambridge University noemen hem EBLM J0555-57Ab. EBLM J0555-57Ab mag dan wel klein zijn, hij is wel tien keer zo groot als onze aarde.
Een reis naar Mars kan maar eens in de 26 maanden vertrekken, als de planeet het dichtst bij de aarde staat. Dan nog moet een afstand van zo'n 60 miljoen kilometer worden afgelegd - een reis die ongeveer een half jaar duurt.
Eenheden gerelateerd aan het lichtjaar zijn het lichtuur, de lichtminuut en lichtseconde, de afstand die het licht aflegt in vacuüm in respectievelijk een uur, een minuut en een seconde. Een lichtminuut is gelijk aan 17 987 547 480 meter, ofwel circa 18 miljard meter, dus 18 miljoen kilometer.
Volgens de hedendaagse kennis is het zichtbare heelal opgebouwd uit grote groepen superclusters en clusters die, samen met slierten sterrenstelsels (filamenten), een draderig netwerk vormen waartussen zich enorme superholtes bevinden.