Kies 'Start / Instellingen / Netwerk en Internet'. Klik in het venster dat opent op de witte regel van de verbinding met je thuisnetwerk. Bij een bekabeld netwerk is dat Ethernet, bij een draadloos netwerk de wifi-naam. Stel het netwerk in op Privé, dat vergemakkelijkt het delen binnen je netwerk.
Sluit de LAN-kabel aan op het apparaat en geef daarna het IP-adres en andere instellingen op om verbinding te maken met de lokale netwerkaansluiting (LAN) op het apparaat.
Een thuisgroep maken
Open Thuisgroep door in het zoekvak op de taakbalk thuisgroep te typen en vervolgens Thuisgroep te selecteren. Selecteer Een thuisgroep maken > Volgende. Selecteer de bibliotheken en apparaten die u met de thuisgroep wilt delen en selecteer vervolgens Volgende.
Gebruik een ethernetkabel.
Om twee computers met elkaar te verbinden die geen toegang hebben tot een gedeeld netwerk kun je een ethernetkabel gebruiken. Hiermee maak je een directe verbinding tussen de ethernetpoorten van de twee computers. Voor sommige computers heb je een speciale "crossover-kabel" nodig.
Klik in Windows met de rechtermuisknop op het pictogram netwerkverbinding in het systeemvak. Klik op Netwerk- en internetinstellingen openen. Blader in de netwerkstatuspagina naar beneden en klik op Netwerkcentrum. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
Een thuisgroep is een groep pc's binnen een thuisnetwerk waarmee gebruikers afbeeldingen, muziek, video's, documenten en printers kunnen delen.
Klik met de rechtermuisknop op een bestand (of druk lang op) en selecteer vervolgens Meer opties weergeven > Toegang verlenen aan > specifieke personen. Selecteer een gebruiker in het netwerk waarmee het bestand moet worden gedeeld of selecteer Iedereen om alle netwerkgebruikers toegang te geven tot het bestand.
In Windows 10
Selecteer het pictogram Netwerk of Wifi in het systeemmeldingsgebied. Kies in de lijst met netwerken het netwerk waarmee u verbinding wilt maken en selecteer vervolgens Verbinden. Typ de beveiligingssleutel (wordt vaak het wachtwoord genoemd). Volg eventuele aanvullende instructies.
Welke internetkabel heb je nodig? Voor het aanleggen van een bekabeld thuisnetwerk gebruik je een Cat5e, Cat6, Cat6a of Cat7 kabel. Hoe hoger de Cat-aanduiding, hoe meer bandbreedte en des te grotere snelheden de kabel kan halen. In netwerkkabels kun je kiezen tussen soepel of stugge kabel.
Wil je je netwerk opdelen in geïsoleerde subnetten die elkaar niet kunnen bereiken, dan heb je eigenlijk drie routers nodig. Routers 2 en 3 geef je als wan-ip-adres telkens een adres mee dat binnen hetzelfde subnet als router 1 ligt.
Wat zijn de kosten voor kabels laten trekken? Vanaf € 65, - per uur kunt u kabels laten trekken. Het is handig als u bij het boeken van de klus precies aangeeft wat uw situatie en wensen zijn. De vakman kan dan een goede inschatting maken van de kosten.
Standaard wordt de Access Point vaak in de meterkast geplaatst. Voor het beste resultaat kunt u echter de Access Point het beste in het midden van uw huis of uw kantoorruimte plaatsen, tenzij u alleen in één ruimte een goed WiFi signaal wilt hebben. Dan plaatst u hem uiteraard in die ruimte.
Modem versus router
De modem verzorgt de verbinding met het internet via uw provider. Zonder modem hebt u thuis geen internettoegang. Een router verdeelt het internetsignaal over alle apparaten in uw thuisnetwerk en verzorgt de communicatie tussen uw apparaten (desktop, laptop, printer, smartphone, tablet, ...).
Maak een map op de computer op de manier zoals u een normale map zou maken op een locatie die uw voorkeur heeft. Klik met de rechtermuisknop op de map en klik dan op [Delen en Beveiliging]. Selecteer op het tabblad [Delen] de optie [Deze map delen]. Klik op [Machtigingen].
In Windows kun je een zogeheten thuisgroep aanmaken. In een thuisgroep stel je bestanden en mappen beschikbaar waar iedereen die lid is van de thuisgroep bij mag. Je hebt hiermee toegang tot een gedeelte van de andere computers in de thuisgroep en geeft die ook toegang tot jouw computer.
Ga naar netwerkcentrum (rechtsklik op het netwerk icoon recht onder in de balk en kies netwerkcentrum. Kies dan geavanceerde instellingen voor delen wijzigen. daar onder verbindingen met de thuisgroep door Windows laten beheren. Wijzigingen opslaan, dan moet het werken.
Een computer dat met een kabel op het netwerk is aangesloten, is altijd verbonden met een netwerkverdeler, oftewel een “netwerkswitch”. Tussen de computer en de netwerkswitch wordt gecommuniceerd. Deze communicatie verloopt volgens een protocol. Een afspraak over hoe gegevens worden uitgewisseld.
U achterhaalt de netwerknaam in Windows in het Configuratiescherm, klik op Systeem en onder Instellingen voor computernaam, domein en werkgroep vindt u de werkgroepnaam.
Als u geen verbinding kunt maken met een Wi-Fi-netwerk waarmee u eerder wel verbinding kon maken, zijn de netwerkinstellingen mogelijk gewijzigd of is het profiel beschadigd. U kunt dit oplossen door de netwerkverbinding te verwijderen (of 'vergeten') en vervolgens opnieuw verbinding te maken met het netwerk.
Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer, en klik vervolgens op Eigenschappen. De naam van de computer wordt weergegeven onder Instellingen voor computernaam, domein en werkgroep.
U moet de gebruikersnaam en wachtwoord invoeren van een van de gebruikers van dat systeem, het maakt echter niet uit welke gebruiker u kiest om dit te doen. Als u bijvoorbeeld de gebruiker Jan heeft dan moet u als gebruikersnaam Jan invullen en als wachtwoord uw wachtwoord.