Om een frequentieverdeling te maken, maak je gebruik van de draaitabel functie.Plaats de cursor ergens in het gebied waarin je data staat.Klik vervolgens op invoegen en vervolgens op draaitabel.
Selecteer de gegevens. (Dit is een typisch voorbeeld van gegevens voor een histogram.) Klik op Invoegen > Statistische grafiek invoegen > Histogram. U kunt ook een histogram maken op het tabblad Alle grafieken in Aanbevolen grafieken.
Als u bijvoorbeeld drie waardebereiken (intervallen) telt die in drie cellen zijn ingevoerd, moet u INTERVAL in vier cellen invoeren. De extra cel bevat het aantal waarden in gegevensmatrix die groter zijn dan de derde intervalwaarde. Met de functie INTERVAL worden lege cellen en cellen met tekst genegeerd.
Voor het frequentie-polygoon kun je het lijndiagram gebruiken. Voor een fraaier resultaat kun je ook naar aangepaste typen gaan (klikken op het tabblad) en daarna naar kolom-lijn diagram. Dan krijg je tegelijkertijd een kolom en een lijndiagram.
Een lijndiagram of frequentiepolygoon (polygoon = veelhoekig) ontstaat door in een histogram de middens van de bovenkanten van de staven te verbinden met lijnstukken en daarna de staven te verwijderen. Een cumulatief frequentiepolygoon ontstaat uit een histogram van somfrequenties.
Je kunt het gemiddelde van een reeks uitrekenen met behulp van de frequentietabel. Je vermenigvuldigt dan elke absolute frequenties met het waarnemingsgetal waar het bij hoort.Je telt al deze getallen bij elkaar op, en dit deel je door de totale frequentie.
Symbool van frequentie is f, eenheid is Hertz (Hz) of s-1 Frequentie kan berekend worden uit de trillingstijd (T) met f = 1/T (trillingstijd in seconden).
De relatieve frequentie of proportie is de frequentie van een waarneming gedeeld door het totale aantal waarnemingen.
Een frequentietabel is een tabel waarin staat hoeveel keer een bepaalde waarde voor komt. Hoevaak een bepaalde waarde voorkomt, dat noemen we frequentie. De gegevens die in een frequentietabel staan kan je ook op een andere manier laten zien, namelijk in een histogram. Elke staaf is zo hoog als dat de waarde voorkomt.
De intervalmethode
Hierbij worden belasting en herstel planmatig afgewisseld door pauzes. Er bestaan 2 soorten intervaltraining, namelijk extensieve intervaltraining (intervaltraining 1) en intensieve intervaltraining (intervaltraining 2). Doel: Verbeterd voornamelijk de maximale zuurstofopname.
Bij een intervaltraining wissel je snellere tempo's en langzamere tempo's (je rustmoment) met elkaar af. Het doel van een intervaltraining is om enerzijds te leren in een sneller tempo te wandelen en anderzijds om een hoger wandeltempo langer vol te houden. Hierbij is jouw anaerobe drempel leidend.
Intervaltraining is een trainingsmethode waarbij een periode van hoge intensiteit training wordt afgewisseld met een lage intensiteit training. Door een intervaltraining zal iemand op een hogere intensiteit trainen dan bij een standaard training waardoor de conditie snel verbetert.
In een klassenindeling zijn de getallen verdeeld in klassen van gelijke grootte, en staat bij elke klasse hoeveel waarnemingen in deze klasse horen. Hoewel je niet meer de oorspronkelijke reeks hebt, krijg je direct inzicht in de verdeling van de getallen uit de waarnemingsreeks, en kun je het gemiddelde schatten.
De relatieve frequentie is gelijk aan de absolute frequentie gedeeld door het totaal aantal waarden. Vermenigvuldigd met 100 lees je af hoeveel % van het totale aantal een bepaalde waarde vertegenwoordigt.
Om een onderscheid te maken tussen frequentie en relatieve frequentie, worden de werkelijke frequenties ook absolute frequenties genoemd.
In een frequentietabel staat hoe vaak de verschillende scores op een variabele voorkomen. De relatieve frequentie van een score is het percentage van het totaal waarin de score voorkomt.
Het enige wat je nog moet weten is de periode (trillingstijd). Die kun je met T=1/f uitrekenen uit de frequentie.
De frequentie hangt af van de lengte van de buis (en van de geluidssnelheid maar die is meestal constant). De frequentie van de grondtoon in een open buis kun je berekenen met f = 1/2 * n *v / l door n=1 in te vullen. (l is de lengte in m en v is de geluidssnelheid (normaal 343 m/s).
Wat betekent de afkorting Hz? De afkorting van Hertz is de Hz. Het is de Sl- eenheid van een frequentie. Het wordt gebruikt bij periodieke verschijnselen.
De frequentie geeft aan hoeveel golven er per seconde langs een bepaald punt komen en de golflengte zegt hoe lang één golf is.
De modus is het getal met de grootste frequentie. In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus. Als er 2 of meer getallen dezelfde grootste frequentie hebben, dan is er geen modus.
Een frequentietabel is een rij waarnemingsgetallen met daarbij de bijbehorende frequenties. Bij een frequentietabel kun je een staafdiagram maken. Een staafdiagram van een frequentietabel wordt ook wel een histogram genoemd.
Een frequentiepolygoon heet ook wel een lijndiagram. Het is een andere manier om een tabel met meetgegevens grafisch weer te geven. Zeg maar om er een plaatje van de maken. Het komt er heel eenvoudig eigenlijk op neer dat je de middens van de staven van een histogram met elkaar verbindt.