Als je je paard aan de teugel wilt rijden zul je eerst moeten zorgen dat hij in staat is zijn lichaam goed te buigen. Dat kun je doen door het rijden van voltes (cirkels). Oefen daar goed mee zodat het paard het lichaam naar beide kanten soepel kan buigen. Het voorwaarts- neerwaarts buigen komt daarna vanzelf.
In reactie op jouw actief voorwaarts drijvende hulp brengt hij zijn hoofd en hals meer naar voren. Als jij dit zacht opvangt met een weerstand biedende hand en hij aanvaardt dat met een ontspannen rug, dan zal hij gaan nageven. Nageeflijkheid en aanleuning zijn een gevolg van op de juiste manier rijden.
Omdat de juiste houding van je handen zo belangrijk is, is het goed voor jezelf te herhalen hoe je je handen hoort te houden. De handen zijn gesloten. De iets gebogen duimen drukken de teugels licht op de wijsvinger en voorkomen dat de teugels door de hand glijden. De handen staan rechtop en de pols is lichtgebogen.
Het lijkt tegenstrijdig de ellebogen bewegen om de armen en handen stil te houden. Echter je dient je handen 'stil' te houden op een bewegend paard, dus dien je in het ritme van je paard 'mee te bewegen'. Dit doe je door te scharnieren in je ellebogen en polsen en zo kun je je handen stilhouden.
Vlak voor je bij de letter bent waar je van hand gaat veranderen, kijk je in de richting waarheen je wilt en stuur je je paard met twee teugels die kant op. Kijk goed naar de letter waar je naartoe wilt. Als je aan het einde van de lijn bent, stuur je het paard de hoefslag weer op.
Leer je paard zelfcontrole door middel van een gang.
Heb je dat ook wel eens? Je begint te draven en de draf gaat harder en harder en opeens wordt het een angstige snelle galop. Om te stoppen moet je je paard inbuigen tot een halt. Laat je de teugel vieren, dan schiet hij er weer vandoor.
De ene ruiter zal makkelijk kunnen draven en lichtrijden na 1 les, een ander pas na 3 lessen. We laten los dat alles snel moet gaan. Een ieder leert in zijn of haar eigen tempo. Het kan ook zo zijn dat de ene vaardigheid lange tijd nodig heeft om aangeleerd te worden en dat een andere vaardigheid komt 'aanwaaien'.
Hou het stuur altijd met twee handen vast in de houding 'kwart voor drie', zoals de wijzers van een uurwerk (zie foto). Hierdoor kan je met de meeste kracht en precisie sturen. Bij het draaien, draai je het stuur in de nieuwe positie.
Een teugel moet tweemaal zo lang zijn als het paard hoog is. Dan kan het paard gemakkelijk grazen zonder te struikelen en zonder dat u de teugels los hoef te laten. Een te lange teugel is net zo onpraktisch als een te korte teugel.
Binnenbeen en buitenbeen
Als je linksom rijdt, noemen we dat 'op de linkerhand'. Je rechterhand en je rechterbeen zijn dan aan de kant van de wand of het hek, dat zijn dus je buitenhand en je buitenbeen. Je linkerhand en linkerbeen we noemen dan je binnenhand en je binnenbeen.
Bij stelling vraag je met (meestal) je binnenhand losheid in het nek- en kaakgewricht van je paard. Als je dit goed doet zal je paard daarop nageven en stellen, dus geen weerstand bieden maar fijn meegeven met je soepel blijvende hand. Je paard stelt naar binnen in de verbinding van zijn hoofd naar zijn hals.
Om voorwaarts te gaan druk je beide kuiten vlak achter de singel licht aan in het ritme van de beweging, waarbij je met de handen toestaat dat het paard voorwaarts gaat. De beenhulp werkt alleen doelmatig in op het achterbeen dat in beweging is, niet op het achterbeen dat op de grond staat.
Maar dat is natuurlijk niet de hoofdzakelijke reden waarom een paard gevraagd wordt om aan de teugel te lopen. Aan de teugel rijden is namelijk meer dan dat je paard zijn hals in de gewenste, opwaartse boog heeft. Wanneer je paard op de juiste manier aan de teugel loopt werkt het hele lichaam samen.
Laat hem z'n hoofd midden tussen beide voorbenen door buigen. Met een wortel daag je hem uit om zo laag naar de grond te gaan en zo ver mogelijk naar achter te strekken. Hou deze 'sit-up' even vast. Laat je paard weer rustig omhoog komen en herhaal dit een paar keer.
Staart die naar één kant hangt, wijst meestal op de buiging die het paard in zijn wervelkolom aanneemt. Loopt het paard bijvoorbeeld linksom, maar draagt het zijn staart naar rechts, dan is de buiging nog niet helemaal door de rug heen.
De Thiedemann teugel is vooral nuttig als het paard het hoofd heel hoog houdt. De Thiedemann teugel treedt dan in werking en zorgt ervoor dat het paard het hoofd in een gewone houding houdt. Het werkende deel zit met ringetjes en musketons aan de teugel bevestigd, waardoor de ruiterhand de inwerking be´nvloedt.
Je paard moet accepteren dat je been er is. Als hij eenmaal een neutrale ligging van je been accepteert, waarbij hij voelt dat het langs zijn flanken ligt, moet je van daaruit met je been naar de hand toe rijden. Als je dat doet, met contact in de teugel, dan sluit het achterbeen weer aan.
Webband teugels - De meest klassieke teugels zijn waarschijnlijk wel de webband teugels. De meeste webband teugels zijn uitgevoerd met stops. Deze geven veel grip en voorkomen dat de teugels door je handen glijden. Daarnaast zijn stops handig om ervoor te zorgen dat je beide teugels op dezelfde lengte vast houdt.
Wanneer je in draf op je paard zit, zet dan een volte in. Rij afwisselend een halve grote volte in verlichte zit, een halve grote volte lichtrijden en een halve grote volte doorzitten. Herhaal deze reeks een aantal keren. Door deze oefening kom je steeds meer onafhankelijk te zitten en ontwikkel je gevoel voor ritme.
Afleiding in het verkeer
Vanaf 1 juli 2019 is het vasthouden van een elektronisch apparaat voor communicatie en/of informatieverwerking in de auto verboden. Bijvoorbeeld een telefoon, navigatiesysteem, tablet of muziekspeler. U kunt daarvoor een boete krijgen van € 240. Dit geldt alleen als u daadwerkelijk rijdt.
U denkt dat men op de fiets verplicht is met 2 handen aan het stuur te fietsen. In dat geval zou appen ook nu al verboden moeten zijn. In de Wet staat nergens dat het fietsen met 2 handen aan het stuur verplicht is.
Paardrijden is wel een échte sport. Je wordt er zeker in het begin best moe van en zult misschien ook last krijgen van spierpijn. Ook moet je bij paardrijden veel dingen tegelijk doen. Dat is in het begin best ingewikkeld, maar sommige dingen worden vanzelf wat meer een automatisme.
Aangalopperen kun je vanuit draf, stap of stilstand. Het gemakkelijkste is het om aan te galopperen vanuit een rustige arbeidsdraf of verkorte draf. De galophulpen die we hebben geleerd zijn meestal: doorzitten, buitenbeen naar achteren, drijf met beide benen en duw met je zit het paard in galop.
Door goed aan je eigen houding & zit, balans en coördinatie te werken kun je goed samenwerken met je paard en zoeken naar de beste communicatie. Wanneer wij als ruiter niet fit genoeg zijn of bijvoorbeeld scheef of uit balans zitten, zitten wij het paard in de weg waardoor hij niet optimaal kan presteren.