Ze leefden als nomaden. Als nomaden leefden zij in kleine groepen, die voortdurend op zoek waren naar voedsel. De onderkomens die gebouwd werden waren tijdelijk en vaak eenvoudig, gemaakt van natuurlijke materialen. Vanuit deze kampen gingen de mensen op jacht en verzamelden ze planten, bessen, noten en zaden.
Waarschijnlijk woonden ze in tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Ze zwierven in groepen door het land op zoek naar eten. De mannen gingen als er eten nodig was op jacht naar rendieren, zwijnen en hazen. Hun pijlen, speren en bogen maakten de jagers zelf.
Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen. De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren. Zo kwam er ruimte voor de akkers.
Ze leefden niet in een huis, maar woonden in grotten of hutten. Ze deden ook belangrijke uitvindingen. Zo ontdekten ze het vuur en leerden ze vuursteen bewerken. Was er geen eten meer te vinden, dan trokken ze verder.
Zo'n van hout gebouwde boerderij was in de vroege middeleeuwen een leefgemeenschap op zich. De leefomstandigheden waren, vergeleken met nu, erg slecht. De meeste boerenwoningen hadden ook maar één vertrek. Koken en verwarmen deed men met een open vuur, waarvan de rook door een gat in het dak werd afgevoerd.
Voor boeren draaide het dagelijkse middeleeuwse leven om een agrarische kalender, waarbij het grootste deel van de tijd werd besteed aan het bewerken van het land en het proberen om genoeg voedsel te verbouwen om nog een jaar te overleven . Kerkelijke feesten markeerden zaai- en oogstdagen en gelegenheden waarop boeren en heren konden uitrusten van hun werk.
Als middeleeuwse stadsbewoner leefde je met de zon. Een klok had je niet, dus de kerktoren luidde de werkdag in en sloot hem ook weer af. Mensen met hetzelfde beroep woonden veelal bij elkaar in de buurt. In gilden, een soort beroepsverenigingen, bundelden zij hun krachten.
Zo is uit de etnografie bekend dat jagers en verzamelaars bij tijd en wijle het bloed van dieren drinken. Ook van herdersvolken is dit gebruik bekend. Zij mengen het bloed dan vaak met melk. Vanaf de nieuwe steentijd werd vermoedelijk melk gedronken in ons land.
Hunters zijn agressief en gefocust op het binnenhalen van nieuwe zaken. Ze zijn risiconemers, gedijen op de spanning van de jacht en worden gemotiveerd door het sluiten van deals. Farmers zijn daarentegen geduldig en verzorgend. Ze blinken uit in het opbouwen van relaties, het verzekeren van klanttevredenheid en het bevorderen van klantloyaliteit.
Uitgaande van gegevens uit de antropologie denken we dat de jagers-verzamelaars een animistisch geloof hadden, dus dat zij geloofden in de bezieling van alle dingen, dieren en planten. Met de overgang op het boerenbestaan gaan ook de seizoenen, de jaarcyclus van zaaien en oogsten, een belangrijke rol spelen.
Jagers en boeren (15.000 v.Chr.– 2000 v.Chr.)
“We aten altijd soep; daarna een grote schep aardappelen en meestal varkensvlees, enkel op vrijdag was het vis of eieren. Er waren altijd groenten van het seizoen bij: in de zomer sla en tomaten, in het najaar boontjes, in de winter koolsoorten. Alles van eigen kweek.
In de vroegste prehistorie woonden mensen in grotten, in holen en in hutten. Mensen ontdekten reeds snel dat groepsverband een grotere veiligheid bood; hierdoor ontstonden dorpen en later steden.
Hun voedsel bestond uit vlees van gras etende dieren, gevogelte, veel vis, groenten, fruit (alleen in het seizoen), eieren, wortels, knollen, zaden en noten. Het vlees was vaak zelf gejaagd klein wild en groot wild dat achtergelaten werd door o.a. leeuwen. In die zin was de oermens ook een aaseter.
De eerste mensen leefden een nomadische levensstijl en introduceerden vlees in hun dieet ongeveer 3 miljoen jaar geleden. Ze aten eerst pas overleden dieren en de larven en insecten die ze op aas vonden. Later, toen ze op zoek gingen naar prooien, bedachten ze jachttechnieken met behulp van rudimentaire wapens en strategieën .
In juni 2023 ging Hunter Boot failliet en had het bedrijf een schuld van £ 112,8 miljoen aan schuldeisers.
Landbouwstedelijke samenleving
maatschappij waarin een minderheid van de bevolking in steden met handel en nijverheid woont. Samenleving van jager-verzamelaars: maatschappij van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur.
Wat betekent het eigenlijk om het een of het ander te zijn, vraagt u zich misschien af? Nou, ik weet dat er in de verkoopwereld doorgaans twee hoofdtypen verkopers zijn: jagers en boeren. Jagers zijn agressieve, gedreven dealsluiters, terwijl boeren een meer verzorgende aanpak hanteren om langetermijnrelaties op te bouwen.
Het woord boer wordt als achtervoegsel gebruikt om bepaalde handelaren aan te duiden. Vanouds waren het inderdaad boeren - ze verkochten hun eigen producten. Zo ontstonden de groenteboer, de melkboer, de eierboer, de kaasboer.
Het bier dat de Middeleeuwer dagelijks dronk lijkt overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevatte nauwelijks alcohol en smaakte waarschijnlijk vrij zuur. Men dronk bier als alternatief voor water dat toen gehaald werd uit sloten en grachten. Dit water bevatte veel bacteriën en leidde tot ziektes.
De mensen kookten boven open vuur in bijvoorbeeld een ketel. Dat deden ze tot de uitvinding van de kachel (rond 1600). Veel recepten voor die tijd zijn daarom eenpansgerechten als hutspot, potspijs, brij en pap. Met name pap en 'klont' waren dagelijkse kost in elk huishouden.
Deze mensen jaagden op zoogdieren (land- en zeedieren) en visten. Naast het jagen speelde het verzamelen een grote rol, denk aan het verzamelen van planten, korstmossen, paddenstoelen, eieren van vogels en schaal- en schelpdieren (KARG, 2011).
De middeleeuwen staan bekend als een duistere tijd vol ziekte, dood, verderf en viezigheid. Mensen gooiden hun afval gewoon op straat, tandenborstels en zeep waren non-existent, en wie de puberteit haalde was een uitzondering.
Jonkvrouw zijn een dagtaak
Jonkvrouw worden vraagt vlijt en toewijding. In de middeleeuwen moest een meisje dat jonkvrouw wilde worden, aan het hof van een vorstin of vrouwe van hoge adel opgevoed worden. Daar kwam je niet toevallig terecht. Als je familie was, had je meer kans.
De late middeleeuwen werden gekenmerkt door moeilijkheden en rampen, waaronder hongersnood, de pest en oorlog , waardoor de bevolking van Europa aanzienlijk afnam. Tussen 1347 en 1350 stierf ongeveer een derde van de Europeanen aan de Zwarte Dood.