Het Holoceen omvat de afgelopen ruim elfduizend jaar. Geologisch gezien is dat dus bijna niets. Toch vonden er in deze korte periode op wereldschaal dramatische veranderingen plaats. Het tijdvak is te typeren als het interglaciaal waarin de mens de aarde overneemt.
Het Holoceen, vroeger ook Alluvium genoemd, is het geologische tijdvak van 11,700 jaar geleden tot nu. Het Holoceen volgt op het Pleistoceen, waarmee het samen het Kwartair vormt.
Het Antropoceen begint daar waar het Holoceen eindigt. Beide tijdvakken zouden dan vallen binnen het Kwartair.
Het Pleistoceen is in de geologische tijdschaal een tijdvak van 2,58 miljoen (Ma) tot 11,7 duizend jaar (ka) geleden, én tegelijk de serie gesteentes met die ouderdom (in het verleden ook wel het "diluvium" genoemd). Het Pleistoceen is de vroegste of onderste onderverdeling van het Kwartair.
Zo'n 4.533 miljoen jaar geleden gebeurde een planetaire catastrofe toen de protoplaneet Theia op de proto-Aarde insloeg. Deze 'Big Splash' resulteerde in de vorming van de maan, alsook de kanteling van de aardas. Het Aarde-maansysteem was ontstaan. Tot ongeveer 4.500 miljoen jaar was de Aarde een magmaoceaan.
Het eerste bewijs voor leven op aarde komt van 3,5 miljard jaar oude fossielen van oeroude bacteriën. Wetenschappers denken daarom dat het eerste leven een cel was. Die cel zou bijna 4 miljard jaar geleden voor het eerst in onze oceaan hebben gezwommen.
Nederland lag op de noordkant van het kleine continent Avalonia en tijdens het Cambrium nog ergens rond de zestig graden zuiderbreedte. Ook Avalonia schoof in de loop van het Cambrium langzaam naar het noorden.
Deze wordt opgedeeld in twee tijdvakken: Het Pleistoceen en het Holoceen (waarin wij ons momenteel bevinden). De laatste ijstijd, genaamd het Weichseliaan, eindigde ongeveer 10 000 jaar geleden. De zes glacialen zijn van jong naar oud: Weichseliaan, Saaliaan, Elsteriaan, Menapiaan, Eburoniaan en Pretigliaan.
Sneeuwlagen veranderden in ijs. Scandinavische gletsjers groeiden langzaam uit tot echte landijskappen die zo groot werden dat ze naar het zuiden gingen bewegen. De ijskappen hielden water vast, waardoor het zeeniveau 100 tot 150 meter daalde.
Gemiddeld lag de temperatuur in de Kleine IJstijd in ons land zo'n 1 tot 2 graden onder de temperaturen van tegenwoordig. In de Grote IJstijden lag de jaargemiddelde temperatuur in West-Europa rond minimaal 15 graden. Daarna trad een stijging van de temperatuur op, vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Het geologisch tijdperk Kwartair (in België: Quartair) is in de geologische tijdschaal de jongste periode en in de stratigrafische kolom het bovenste systeem. Het Kwartair beslaat de tijdspanne van 2,58 miljoen jaar (Ma) geleden tot heden en is de jongste, bovenste of laatste onderverdeling van de eratheem Cenozoïcum.
Wat is het antropoceen? Het begrip antropoceen werd gelanceerd door de Nederlandse Nobelprijswinnaar Paul Crutzen. Het betekent 'geologisch tijdperk van de mens', waarin de (desastreuze) invloed van de mens overal op aarde aanwezig is.
Gedurende het Holoceen is de zeespiegel in het Noordzeegebied ongeveer 65 m gestegen ten opzichte van NAP (Jelgersma, 1980, p. 444).
Een glaciaal of ijstijd is een periode in de geschiedenis, waarin het klimaat op aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig. De laatste koude periode, het Weichselien, eindigde 11.700 jaar geleden.
Het Eoceen (Oudgrieks: ἠώς (ḗōs) = dageraad; καινός (kainós) = nieuw; oftewel de dageraad van het nieuwe) is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 56,0 tot 33,9 miljoen jaar geleden (Ma). Het Eoceen volgt op het Paleoceen en wordt gevolgd door het Oligoceen.
Het Saalien was de voorlaatste ijstijd (het voorlaatste glaciaal). Het werd voorafgegaan door een warmere periode, het Oostermeer Interglaciaal en gevolgd door het Eemien. Het Saalien is de laatste etage van het Midden Pleistoceen.
Hoe zag Nederland eruit? Tijdens het maximum lag er boven het noorden van Nederland dus een laag ijs. In de rest van het land, en ook in Noord-Nederland voor en na het maximum, was sprake van een toendraklimaat. Er groeiden geen bomen en grote struiken, maar alleen kleine struikjes, grassen en mossen.
Neanderthalers en mammoeten
Delen van Nederland waren bedekt met een dikke laag ijs. Er leefden wel mensen, de neanderthalers. Dit volk leefde van dieren waarop ze jaagden met pijl en boog en puntige priemen van steen. Ze jaagden vooral op de mammoet.
Ongeveer 10.000 jaar later verdween het ijs, een warme en vochtige periode volgde. Het meegevoerde zand, leem of gesteente bleef achter. De laatste ijstijd (Weichsel ijstijd) begon 110.000 jaar geleden.
De ijstijden duurden gemiddeld ongeveer 80.000 jaar glaciaal en interglacialen ongeveer 20.000 jaar. Maar ook tijdens een glaciaal was het zeker niet voortdurend zeer koud. Een korte periode in een ijstijd waarin het relatief koud was, wordt een stadiaal genoemd.
De dierenwereld
In Nederland leefden verschillende dieren tijdens de ijstijd. Paarden, herten, wolven, vogels, vissen, hyena's, marmotten, sneeuwuilen en poolvossen. Maar ook mammoeten, wolharige neushoorns en sabeltandtijgers. Die zijn nu uitgestorven.
De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur. De één-na-laatste ijstijd was zó koud dat gletsjers uit Scandinavië ook Nederland bedekten.
Nederland lag in een tropische klimaatszone, wat blijkt uit het voorkomen van fossielen van onder meer mangroves, koralen en palmen in onze ondergrond of in de ons omringende landen. Vermoedelijk is het ook vrij vochtig geweest. In het Laat-Eoceen koelde het enigszins af.
Waar lag Nederland op de wereldbol? Nederland lag vrijwel op de evenaar, aan de oostkant van het zich vormende Pangeacontinent, ongeveer ter hoogte van waar nu Congo ligt. Het schoof langzaam naar het noorden.
Nederland is, op wat heuvels in Zuid-Limburg na, zo plat als een dubbeltje. De oorzaak hiervan is dat wij een sedimentatiebekken zijn, het zogenaamde Noordzeebekken. Een bekken is de geologische benaming voor een diep en langzaam wegzinkend stuk aardkorst.