Oogsten. Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar.
Het duurt ongeveer 4 weken voor de aardappelen boven de grond komen (afhankelijk van het weer). En zo ziet dat er dan uit. Niet erg mooi. Maar wel heel handig.
Er zijn echter ook jaren dat de aardappels pas laat geoogst kunnen worden, bijvoorbeeld bij veel regenval. Het is dan te nat om met de trekker en de aardappelrooier op het land te komen. Het risico is dat je met de machines vast komt te zitten. Toch is er wel een richtlijn wanneer aardappels te oogsten zijn.
Je hoeft niet alle aardappels tegelijk uit de grond te halen, je kunt prima naar behoefte oogsten. Je kunt de aardappels ook in de grond laten zitten, ondergronds blijven ze namelijk best goed. In dat geval is het een kwestie van het loof verwijderen en maaltje voor maaltje de piepers uit de grond halen.
ongeduldigheid zal alleen maar resulteren in verrotte aardappelkarkassen. Vroege soorten: dit is de snelst rijpende aardappelsoort, die in sommige gevallen in slechts 80 dagen kan worden geoogst. Deze vroege soort gaat eind maart de grond in. Midden soorten: Aardappelen van dit type worden na 100 dagen geoogst.
Hoeveel pootaardappelen je nodig hebt, hangt af van hoeveel plaats je vrij hebt in de moestuin en hoeveel kilogram je wenst te oogsten. Gemiddeld mag je rekenen op ongeveer 4 kg oogst per vierkante meter geplante pootaardappelen.
Hoeveel aardappels kunnen we oogsten van een enkele aardappelplant? 3 tot 25. Het hangt onder meer af van het ras, de grootte van het pootaardappel dat we gebruiken (pootgoed) en de plantafstanden.
Laat de aardappelen dan niet te groot worden. Oogst gerust al na 10 à 11 weken de eerste aardappelen. Het blad is dan nog groen en de aardappelen zijn nog erg klein, eigenlijk zijn ze nog niet rijp. Maar ze zijn wel erg lekker!
De meeste vroege en middelvroege aardappelen kunnen in juli/augustus geoogst worden. Halflate of late rassen oogst je vervolgens in september of oktober.
Laat ze niet langer dan één dag drogen, anders worden ze groen. De laatste aardappelen worden in de eerste helft van oktober gerooid. Bewaren tot nieuwjaar lukt vrij goed. Wel in het begin regelmatig controleren op de aanwezigheid van rotte knollen, want die steken de rest ook aan.
Plant de aardappelen in rijen.
Zorg voor voldoende afstand tussen de rijen (± 70 cm), zo kan je je aardappelplanten achteraf gemakkelijker aanaarden. Maak plantgaten van zo'n 5 cm diep. In lichte grond (zandgrond) mogen ze zelfs iets dieper zijn (tot 10 cm). Respecteer een afstand van 30 tot 50 cm tussen de plantgaten.
Als u zelf aardappelen wilt planten, dan poot u ze bij voorkeur tussen juni en oktober. De bodem dient voldoende bemest en los te zijn. Een vaste structuur is voor de late aardappelsoorten echter geen probleem.
Aardappelen hebben niet super veel water nodig. Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven. Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Kun je in augustus nog aardappelen planten? Ja, maar ze zullen kleiner zijn dan gewoonlijk. Aardappelen moeten vroeg in het voorjaar worden geplant, zodat ze tijdens de zomermaanden snel zullen groeien. Aardappelen hebben veel zon en warm weer nodig om goed te produceren.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
De aardappelplant
Uit de pootaardappel groeit namelijk een nieuwe plant en zo ontstaan er nieuwe aardappelen. In juni staat het veld vol met planten en gaan ze bloeien. Ze krijgen dan witte of paarse bloemetjes. In de zomer, na het bloeien, krijgen de planten besjes.
Drogen en bewaren
Voordat je de aardappelen in de opslag doet, laat je ze één dag drogen. Dit kan buiten of binnen; leg ze dan op kranten. Laat ze niet langer dan 1 dag in het licht, anders worden ze groen.
Je hebt namelijk vroege, midden en late aardappels. Vroege aardappels doen er zo'n 90-100 dagen om te groeien, late wel tot 150 of meer. Hoe later de aardappel, hoe langer je 'm kunt bewaren. De vroege aardappels kunnen vanaf begin maart de grond in, de late vanaf begin/half april.
Zodra de bovengrondse stengels ongeveer 15 cm hoog zijn, is het tijd om je aardappelplanten aan te aarden. Dat betekent dat je de grond rond de stengels aan beide kanten van de plantrij gaat ophogen. De jonge stengels zullen hierdoor grotendeels bedekt worden met aarde.
Om groen en stevig loof te bekomen en om aardappelziekte te vermijden, is een plaats in de volle zon, met voldoende luchtbeweging een absolute noodzaak. Aardappelen wensen een bodem met een lage pH-waarde, 5 à 6 is voldoende.
Zoals reeds aangehaald, kan je bladgewassen als voor- of nateelt zetten op andere percelen. Hoofdgewassen waar geen voor- of nateelt mogelijk is, zijn: winterwortel, witloof, knolselder, pastinaak, schorseneer, rode biet en late aardappelen. Aardbeien worden in het najaar gepland, dit kan na een aardappelteelt.
Rond eind april, begin mei kun je de aardappelen poten. Maak kuilen van ongeveer 10 cm diep en zit de aardappel hierin met de uitlopers naar boven. Bedek de aardappel met aarde. De onderlinge afstand tussen de planten moet in ieder geval 50 cm zijn.
kalk strooien op aardappelland wordt afgeraden, aardappelen vertonen dan eerder schurftplekken op de schil. Dit is overigens niet gevaarlijk voor de consumptie.