Zo'n acht tot twintig van de honderd mensen overleven een reanimatie buiten het ziekenhuis. De helft daarvan kan na revalidatie zijn leven weer gewoon oppakken en heeft geen of weinig last van de gevolgen (concentratieproblemen, vermoeidheid of gedeeltelijke verlamming).
Nadat u bent gereanimeerd kan er angst of onzekerheid ontstaan over uw gezondheid en over de toekomst.U kunt zich daarnaast ook somber of verdrietig voelen. Dit zijn na de reanimatie normale reacties. Het is belangrijk om aan deze gevoelens aandacht te besteden.
Ongeveer 15 tot 50 procent meldt negatieve uitkomsten zoals PTSS, geheugentekort, cognitieve problemen, angst of depressie. Toch meldt 10 tot 20 procent van de overlevenden positieve uitkomsten die hun perspectief op leven en dood veranderen, en vaak resulteren in meer altruïstische vooruitzichten en minder angst voor de dood .
Het belangrijkste risico bij een reanimatie is dat het soms wel lukt om het hart weer goed op gang te krijgen, maar dat de hersenen te lang zuurstofgebrek hebben gehad. Hierdoor kan blijvende hersenbeschadiging ontstaan en of kan de patiënt in coma raken.
De overlevingskans
Is onder andere afhankelijk van de snelheid en deskundigheid van de hulp, de leeftijd en de gezondheid van het slachtoffer. De overlevingskans bij een hartstilstand buiten het ziekenhuis is bijna 1 op 4: van de 100 mensen die worden gereanimeerd overleven 20 tot 25 personen.
In de Verenigde Staten vinden er elk jaar ongeveer 350.000 reanimatiepogingen buiten ziekenhuizen plaats, met een gemiddelde overlevingskans van 5 tot 10 procent . In ziekenhuizen vinden 750.000 pogingen plaats, met een overlevingskans van ongeveer 20 procent.
Als een hartstilstand langer dan 5 tot 6 minuten duurt zonder reanimatie, dan kan het zelfs zorgen voor schade of sterfte van hersenweefsel. Hierdoor ontstaat hersenschade.
Het duurt slechts enkele minuten en doet geen pijn.
Bij reanimatie pomp je op een kunstmatige manier zuurstofrijk bloed rond door het lichaam. Dit doe je door steeds 30 borstcompressies te geven en 2 beademingen. Reanimatie kan schade aan vitale organen zoals de hersenen en het hart beperken of voorkomen. Meestal zal reanimatie het normale hartritme niet herstellen.
Door een hartstilstand staat de bloedsomloop korte tijd stil. Hierdoor kunnen organen, waaronder de hersenen, beschadigd raken. Deze schade kan voor een deel herstellen, maar voor een deel ook niet. Ook de hersenen hebben een periode geen bloed en zuurstof gehad.
Tekenen van leven zijn, vooral in combinatie: • Spontane, regelmatige, en adequate ademhaling.Lokaliserende bewegingen van de patiënt.Openen van de ogen.Significante stijging van het EtCO2.
Reanimatie uitvoeren tijdens een medische crisis kan traumatisch zijn, zelfs als de persoon het overleeft . De emotionele nasleep blijft hangen, ondanks de opluchting van het herstel. Voor velen transformeert het trauma in een vorm van PTSS.
Bij ongeveer de helft van deze patiënten is de hersenschade ernstig. Zij komen niet meer bij bewustzijn. De andere helft wordt wel weer wakker, maar er bestaat een kans op (blijvende) problemen met bijvoorbeeld het geheugen.
Na reanimatie moet de luchtweg worden beoordeeld om te zorgen voor voldoende zuurstofvoorziening en ventilatie bij alle patiënten . Er moet een veilige luchtweg worden gecreëerd en comateuze patiënten moeten worden geïntubeerd (indien dit niet vóór aankomst is gebeurd). Mechanische beademingsinstellingen moeten indien nodig worden aangepast op basis van ABG-resultaten.
Bij een hartstilstand in jouw directe omgeving of na een reanimatie oproep gaat alles heel snel. Je roept hulp in via 1-1-2 (als dit nog niet gebeurd is) en je biedt hulp, totdat professionele hulpverleners aankomen, die de zorg voor het slachtoffer van je overnemen.
Hoewel er vaak geen waarschuwingssignalen zijn voordat plotselinge hartstilstand optreedt, kunnen sommige van de volgende symptomen voorafgaan aan de plotselinge hartstilstand:Vermoeidheid of zwakheid. Kortademigheid. Flauwvallen.
Na een tijdje kunt u soms ongrijpbare klachten ervaren die u kunnen hinderen in het dagelijks functioneren. Zo kunt u bijvoorbeeld erg moe zijn omdat u het tempo van de wereld niet kunt bijhouden. Of het lukt niet meer om dingen met uw hoofd te doen die u voorheen wel gewend was te doen.
10% van de mensen die door de reanimatie in leven blijft, ernstige blijvende klachten overhoudt. Het kan gaan om ernstige geheugenproblemen, problemen met spraak, uitval van een arm of been of zelfs coma.Er kunnen ook tijdelijke problemen ontstaan, zoals een gekneusde of gebroken rib.
Zo'n acht tot twintig van de honderd mensen overleven een reanimatie buiten het ziekenhuis. De helft daarvan kan na revalidatie zijn leven weer gewoon oppakken en heeft geen of weinig last van de gevolgen (concentratieproblemen, vermoeidheid of gedeeltelijke verlamming).
Symptomen zijn pijn in de borst, kortademigheid en zweten. Ventrikelfibrilleren: Onregelmatige en chaotische hartslag die leidt tot ineffectief pompen van bloed. Dit resulteert in flauwvallen en plotselinge hartstilstand.
Uiteindelijk houden alle lichaamsfuncties ermee op: de ademhaling komt tot stilstand, het hart stopt met kloppen, het bloed stroomt niet langer en geleidelijk aan dooft de hersenactiviteit. Na de laatste ademhaling trekt de kleur helemaal weg uit het gezicht, de gestorvene wordt 'doodsbleek'.
Een plotselinge hartstilstand kun je herkennen aan bewustzijnsverlies. Iemand valt namelijk flauw door een tekort aan bloed naar de hersenen. Het hart pompt geen bloed meer rond bij een hartstilstand. Ook ademt het slachtoffer niet meer of niet meer zoals normaal en kan de persoon er wat grauw uitzien.
Stress kan het hart beïnvloeden. Wanneer je veel last hebt van stress kan het zijn dat je hartslag en ademhaling versnellen. Daarnaast kan stress hartritmestoornissen veroorzaken die in zeer extreme gevallen tot een plotse dood kunnen leiden.
De meeste gevallen van plotselinge hartstilstand worden veroorzaakt door een soort onregelmatige hartslag (oftewel aritmie) dat bekend staat als ventrikelfibrilleren. De ventrikels zijn de onderste kamers van uw hart. Tijdens ventrikelfibrilleren slaan deze kamers erg snel en onregelmatig.
Om het coma vast te stellen doet de arts een neurologisch onderzoek en meet het bewustzijn. Als de patiënt zijn ogen niet opent, niet reageert op prikkels en niet reageert op vragen, dan ligt hij in coma. Afhankelijk van de oorzaak is aanvullend onderzoek nodig.