Neem de spier tussen duim en wijsvinger van de ene hand en trek de huid wat strakker.Breng de injectienaald loodrecht door de strak getrokken huid in de spier. De rangeer-, Z- of Zig zagtechniek is een andere techniek om loodrecht intramusculair te injecteren.
Inbrengen tot ongeveer 6mm in de vene. Controleer of de naald goed in het bloedvat zit. Maak de stuwband los en spuit de injectievloeistof in.
De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit).
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
De techniek is als volgt. Verplaats met de ene hand huid en onderhuidse bindweefsel van de injectieplaats 2-3 cm zijwaarts en fixeer de huid tijdens de injectie. Dien met de andere hand de injectie toe. Injecteer het medicijn en wacht 10 seconden, terwijl je de huid opzij houdt.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Let op: Na het injecteren niet over de insteekplaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken of verergeren.
Dit is een reactie van de bloedvaten op de gegeven vaccinatie. Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden.
Intraveneus (dmv injectie in een ader) Intramusculair (injectie in een spier) Subcutaan (onderhuidse injectie) Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma.
Injectie in de armen gebeurt bij voorkeur in het bovenste zijdelingse deel van de armen. Het onderhuids vetweefsel is hier bij de meeste patiënten voldoende om een subcutane injectie te geven. De injectie wordt bij voorkeur gegeven aan de zijkant en enigzins aan de achterkant van de arm.
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
Voor een intramusculaire injectie worden bij voorkeur naalden van een lengte van 25 mm (1 inch) gebruikt. Onderzoek laat zien dat bij gebruik van kortere naalden de injectie vaak niet intramusculair terecht komt. Voor subcutane injecties zijn naalden met een lengte van 16 mm (5/8-inch) het meest geschikt.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
Aspiratie (het optrekken van de zuiger alvorens de vloeistof in te spuiten om te controleren of een groot bloedvat is aangeprikt) is niet noodzakelijk omdat er geen grote bloedvaten aanwezig zijn ter hoogte van de aanbevolen injectieplaats, met name de deltoideusspier en de anterolaterale zijde van de dij, en omdat een ...
Bij injecties wordt vaak de B12 in een spier geïnjecteerd, meestal de bilspier door zijn grote oppervlakte, waarbij de B12 langzaam het lichaam inlekt.
Zorg dat alle vloeistof in het onderste deel van de ampul zit. Houdt (met een gaasje) de bovenkant van de ampul tussen duim en wijsvinger, met uw duim op de aangegeven stip. Breek de ampul van u af open. Duw/draai de roze naald op de spuit, steek de naald voorzichtig in de ampul en trek de vloeistof op in de spuit.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.