Een glaciaal of ijstijd is een periode in de geschiedenis, waarin het klimaat op aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig. De laatste koude periode, het Weichselien, eindigde 11.700 jaar geleden. Het Weichselien is bekend als 'de laatste ijstijd'.
Gemiddeld lag de temperatuur in de Kleine IJstijd in ons land zo'n 1 tot 2 graden onder de temperaturen van tegenwoordig. In de Grote IJstijden lag de jaargemiddelde temperatuur in West-Europa zo'n 10 graden lager dan nu.
In de afgelopen drie miljoen jaar zijn er tussen de twintig en dertig ijstijden geweest.
Prehistorie. Een markante gebeurtenis was de uitbarsting van de Toba-vulkaan, zo'n 70.000 tot 75.000 jaar geleden, waardoor de gemiddelde temperatuur op Aarde gedurende meerdere jaren met ongeveer 5 graden daalde.
Het Weichselien is bekend als 'de laatste ijstijd'.
Het Quartair was een periode van enorme veranderingen op het gebied van milieu en klimaat, gekenmerkt door een opeenvolging van ongeveer 30 glaciaal-interglaciale cycli op het noordelijk halfrond (Figuur G45).
De winter van 1955–1956 was in Europa de winter met veruit de koudste maand van de 20e eeuw. De gemiddelde temperatuur in februari was in Nederland −6,7 °C, wat 10,6 graden kouder is dan het normale temperatuurgemiddelde voor deze maand over de klimaatperiode 1991-2020.
Tijdens de laatste ijstijd kwamen er ook Neanderthalers voor. Ze waren een mensensoort en ze bestonden eerder dan de moderne mens (zoals jij en ik, wij allemaal hier in de klas). Een Neanderthaler wordt zo genoemd omdat er voor het eerst een schedel van deze 'mens' is gevonden in Duitsland, in het Neanderthal.
'Broeikas'- en 'IJshuis'-werelden. Tijdens het late Krijt tot het Eoceen (100-34 miljoen jaar geleden) waren de gemiddelde jaarlijkse temperaturen wereldwijd tot 8C warmer dan nu . Dit wordt de 'Broeikaswereld' genoemd.
Circa 600 miljoen jaar geleden is de aarde mogelijk geheel met ijs bedekt geweest ('Snowball earth' theorie). Het klimaat in het Kwartair, het laatste ijstijd-tijdvak. De koude (blauwe) pieken in de grafiek zijn de ijstijden.
Rond 10.000 jaar geleden was de aarde al een stuk warmer, ook al was de ijstijd toen 'pas' zo'n 1700 jaar voorbij. De permafrost smolt langzaam maar zeker, waardoor deze alleen in noordelijke gebieden aanwezig bleef.
Interglacialen, de relatief korte periodes tussen ijstijden (glacialen) in, zoals het huidige tijdperk het Holoceen, kenmerken zich door milde omstandigheden.
Een team wetenschappers heeft vastgesteld dat de gemiddelde temperatuur op aarde tijdens het hoogtepunt van de laatste ijstijd, een periode die bekendstaat als het Laatste Glaciale Maximum, ongeveer 46 graden Fahrenheit (8 graden Celsius) bedroeg.
De middeleeuwen beslaat een lange periode van 500 tot 1500. De eerste vier à vijfhonderd jaar was het één à twee graden kouder dan het nu is. Vanaf 950 na Christus werd het dan weer warmer, met temperaturen die gelijkaardig waren aan de onze, mogelijk zelfs iets hoger.
De gemiddelde luchttemperatuur van de atmosfeer van de Aarde op grondhoogte was in de periode van 2014 tot 2023 ongeveer 1,19 °C (1,06–1,30 °C) hoger dan in de periode van 1850 tot 1900. Deze opwarming gaat gepaard met mondiale klimaatveranderingen, zoals veranderingen in de regenvalpatronen en woestijnvorming.
Bijna uitgestorven voor Homo sapiens
Genetische studies van het moderne menselijke DNA laten zien dat de menselijke populatie op een gegeven moment in deze periode daalde van meer dan 10.000 voortplantende individuen tot slechts 600 .
In de prehistorie gingen mensen schrikbarend vroeg dood. Tot ongeveer 30.000 jaar terug. Toen werd vermoedelijk een deel van de mensheid vijftig jaar oud en was er zelfs een groep die de tachtig of negentig haalde.
De dino's zijn inderdaad niet uitgestorven door een ijstijd, maar door een komeetinslag op Yucatán, Mexico. En er waren inderdaad geen mensen in de ijstijd, enkel dieren die met onder andere hun vacht en overlevingsinstinct de tijd door konden komen, en uit die dieren zijn wij gekomen.
De winter van 1963 was de koudste van de twintigste eeuw. Op veel plaatsen vroor het bijna drie maanden achtereen elke dag. Over de drie wintermaanden december 1962 en januari en februari 1963 had De Bilt een gemiddelde temperatuur van -3,1 graden (+2,6 graden is normaal).
Het belangrijkste is dat klimaatverandering de wintertemperaturen omhoog duwt . Sterker nog, de gemiddelde wintertemperatuur stijgt sneller dan die van elk ander seizoen.
De winter van 1963 was de koudste winter van de eeuw, de gemiddelde temperatuur was in de Bilt 3 graden onder nul. In februari waren er aan de Noordzeekust zeer bijzondere taferelen te zien. Een groot gedeelte van het zeewater langs de kust was totaal bevroren.
Nederland heeft 3 ijstijden gekend, de laatste duurde meer dan 100.000 jaar. Het landschap was kaal en er leefden mammoeten en wolharige neushoorns. In ons landschap zien we nog sporen van toen, zoals zwerfkeien en heuvels door de gletsjers.
Tijdens koude klimaatperioden, ook wel ijstijden genoemd, daalt de zeespiegel als gevolg van een verschuiving in de wereldwijde hydrologische cyclus : water verdampt uit de oceanen en wordt op de continenten opgeslagen in de vorm van grote ijskappen en uitgebreide ijskappen, ijsvelden en berggletsjers.
De meest opvallende veranderingen die tijdens het Kwartair werden gezien, waren de opmars van ijs naar gematigde breedtegraden van het noordelijk halfrond. De gletsjerlandschappen werden gedomineerd door kilometers dik ijs dat alles bedekte behalve de hoogste pieken in het binnenland .