' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen. Wanneer gaat Frits op vakantie? Volgende week. Hoe ga jij naar je werk?
Soms worden in een tekst zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp gebruikt. Net als gewone volzinnen schrijven we zulke zinnen met een beginhoofdletter en een punt (of een ander leesteken) op het eind.
Zonder de persoonsvorm is het namelijk niet mogelijk om een zin te ontleden. Met behulp van de persoonsvorm kan je kind het onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en de bepalingen vinden.
Bij redekundig ontleden wordt een zin in een specifieke volgorde ontleed. Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden.
Een ellips is een zin waarin het onderwerp of de persoonsvorm of beide ontbreken. De ontbrekende woorden kunnen er vanuit de context makkelijk bij gedacht worden. Zoals gewone volzinnen krijgen elliptische zinnen een beginhoofdletter en een punt (of vraagteken of uitroepteken) op het eind.
Een ellips (Grieks ἔλλειψις, het tekortschieten) is in de wiskunde een vlakke kromme waarbij de som van de afstanden van alle punten op de kromme tot twee brandpunten constant is. De ellips is een nauwkeurig gedefinieerd speciaal geval van het ruime begrip ovaal.
Wat is het verschil tussen een ovale eettafel en een elips eettafel? Een ovale eettafel heeft de vorm van een uitgerekte circel. Een ovale eettafel heeft twee ronde hoofdeindes en een plat middengedeelte. Een elipsvormige eettafel heeft dat niet en bestaat geheel uit gebogen vormen.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Bij onderschikking wordt een bijzin als zinsdeel of zinsdeelstuk ingebed in een andere zin. De bijzin kan daarbij door een onderschikkend voegwoord ingeleid worden of als eerste zinsdeel een betrekkelijk of vragend voornaamwoord hebben.
Zinsontleding betekent dat je de zin in zinsdelen hakt en elk deel een naam geeft. De zinsdelen kunnen uit meerdere woorden bestaan. Een andere naam voor zinsontleding is redekundig ontleden.
Methode. Het gezegde van een zin geeft aan wat er over het onderwerp wordt verteld: wie of wat het onderwerp is of doet. Iedere gezegde bestaat in ieder geval uit een werkwoord, en kan daarnaast ook nog andere werkwoorden en/of naamwoorden bevatten.
De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.
Methode. Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen bijzinnen. In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel.
Is het onderwerp meervoud, dan geldt ook hetzelfde voor de persoonsvorm. Voor de vervoeging van de persoonsvorm is de hoeveelheid mensen in het onderwerp dus bepaald. Een infinitief heeft deze eigenschap niet.Die is altijd hetzelfde en niet vervoegd.
Voorbeelden infinitief
In deze zinnen is de infinitief een onderdeel van het gezegde. Hij wil morgen al gaan. Hij kan goed voetballen. Mijn broer moet morgen optreden.
Modale werkwoorden (moeten, zullen, mogen, willen, kunnen)
Voorbeeld: Ik heb moeten wachten.
Bijzinnen worden op twee manieren ingedeeld: al dan niet met een persoonsvorm; zie beknopte bijzin.naar grammaticale functie:als attribuut; zie bijvoeglijke bijzin.
Samengestelde zinnen kunnen bestaan uit meerdere hoofdzinnen of een combinatie van hoofdzinnen en bijzinnen. Een samengestelde zin met alleen hoofdzinnen wordt ook een nevengeschikte zin genoemd. Een samengestelde zin met hoofd- en bijzinnen wordt een ondergeschikte zin genoemd.
Nevengeschikte zinnen kunnen een aaneenschakelend, een tegenstellend of een oorzakelijk verband hebben. Bij aaneenschakelend verband past het voegwoord en het best, bij tegenstellend verband of en maar, en bij oorzakelijk verband want. Nevenschikking kan zich ook op woordniveau voordoen: 'Ik zal koffie en thee halen.
Werkwoorden zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Er bestaan drie werkwoordsvormen: de persoonsvorm (pv), het infinitief (inf) en het voltooid deelwoord (vdw).
De persoonsvorm is altijd een werkwoord, dus iets dat je kan doen, bijvoorbeeld: eten, rennen, leren, chatten. Er zijn twee strategieën om de persoonsvorm te vinden. De eerste manier is om de zin vragend te maken. Als je een zin vragend maakt dan komt de persoonsvorm vooraan te staan.
Onder het begrip ovaal verstaan verschillende mensen verschillende dingen. De aanduiding uitgerekte cirkel omschrijft min of meer wat ermee bedoeld wordt. Het ovaal is een kromme die eruitziet als een ei of een ellips, of als een rechthoek waarvan twee tegenoverliggende zijden zijn vervangen door cirkelhelften.
Een ellipsoïde is een kwadratisch oppervlak met drie loodrechte symmetrieassen.
Je kunt een ellips ook beschrijven als de meetkundige plaats van een punt waarvan de som van de afstanden tot twee gegeven punten constant is. Deze twee punten noemt men de brandpunten.