H0-schaal is met een verhouding van 1:87 de meest gebruikte modelspoorschaal. De verhouding van 1:87 betekent dat de treinen en alles eromheen in werkelijkheid 87 keer zo groot zijn als het schaalmodel. De spoorwijdte van H0 is 16,5 mm en is in werkelijkheid 1435,5 mm (normaalspoor).
Omdat zowel HO als OO gebruik maken van dezelfde spoorbreedte, 16,5 mm, kunnen de treinen op beide type banen rijden. De schaalverschil valt voor wat betreft scenery niet zoveel op.
In Engeland wordt spoor 0 wel 7 mm scale genoemd. De schaalverhouding is 7 mm to the foot. Dit komt neer op 1:43,5. Eigenlijk hoort hier een spoorbreedte van 33 mm bij, terwijl 32 mm gangbaar is.
De nulhypothese en alternatieve hypothese zijn twee tegengestelde beweringen waarvan onderzoekers met behulp van een statistische test de bewijzen tegen elkaar afwegen: Nulhypothese (H0): Er is geen effect in de populatie. Alternatieve hypothese (Ha of H1): Er is wel een effect in de populatie.
Spoor 1 (schaal 1 op 32)
Spoor 1 treinen zijn bijna 3 keer zo groot als bij H0. Fantastische details, imposante treinen, maar je hebt veel ruimte nodig. De spoorwijdte is 45 millimeter.
Met re integratie 1e en 2e spoor wordt er gewerkt aan de terugkomst van een zieke werknemer. Dit kan ofwel bij de huidige werkgever (spoor 1) of bij een andere werkgever (spoor 2).
Bij hypothese toetsen wordt een hypothese H0 getest tegen een hypothese Ha. H0 is de nulhypothese en Ha is de alternatieve hypothese.Ha wordt ook wel H1 genoemd. De alternatieve hypothese is meestal de onderzoekshypothese, die alleen aangenomen (ondersteund) wordt door de nulhypothese te verwerpen.
N (1:160) – De volgende populairste schaal na H0 is schaal N. Het is erg populair omdat het gemakkelijker is om meer spoor op (de meestal) beperkte ruimte te krijgen.
Als de populatiewaarde uit de nulhypothese (H0) NIET in het betrouwbaarheidsinterval voorkomt, dan verwerp je de nulhypothese (H0).
Het antwoord is eigenlijk heel logisch. De perrons krijgen namelijk de nummers van sporen waar ze aan liggen. Al die sporen hebben dus een eigen nummer, maar niet elk spoor heeft een perron. Spoor 3 bestaat dus wel, maar daar kun je niet uitstappen.
Stevig bedje. De stenen, meestal gebroken natuursteen of gebroken grind, zijn hoekig. Hierdoor haken ze in elkaar en blijven ze goed liggen. Ronde stenen glijden te makkelijk van elkaar af en worden dus niet gebruikt.
Met maat N (1: 160) kunt u grote systemen ontwerpen met een kleine footprint. In vergelijking met H0 is slechts een kwart van de oppervlakte nodig. De kleinste seriële modeltrein ter wereld op schaal 1: 220 werd in 1972 door Märklin geïntroduceerd en is sindsdien het ultieme hoogtepunt gebleven.
Märklin H0: In de schaalgrootte van 1:87 wordt het grootste gedeelte van de Märklin-producten gemaakt. De grote bedrijfszekerheid van het Märklin H0 drie-rail-wisselstroom systeem heeft er toe geleid dat deze schaalgrootte wereldwijd de grootste is.
In 2019 stopte Fleischmann met het aanbieden van modellen in schaal H0 (1:87), er worden uitsluitend nog modellen in schaal N (1:160) op de markt gebracht.
De Schaal van Märklin H0 is 1:87, die van Märklin Z is 1:220 en Märklin Spoor 1 is 1:32. Deze variant is gericht op kleine kinderen. De treinen zijn gemaakt van kunstof, rijden op batterijen (in de trein) en koppelen via magneten. Dit systeem heeft dus geen transformator of voeding nodig.
H0e is ongeveer rails van N-spoor met de carrosserie van H0.
1:87 = 5 cm.
Al ruim vijftig jaar is LGB hét merk van grootspoor treinen. Natuurlijk spreekt de imposante schaal G (1:22,5) tot de verbeelding, maar het merk is ook vanwege de vele toepassingsmogelijkheden zowel binnen- als buitenshuis bij velen in alle leeftijdscategorieën populair.
De p-waarde is een maat voor de waarschijnlijkheid (E: probability) dat het gevonden resultaat van een epidemiologisch onderzoek berust op toeval.
Het risico op een Type I-fout is gelijk aan het significantieniveau dat je kiest voor je onderzoek. Je vergelijkt de p-waarde met dit niveau om te bepalen of je resultaten statistisch significant zijn. Het significantieniveau is meestal 0.05 of 5%.
Bij statistische analyses voorspelt de nulhypothese (H0) altijd dat er geen effect of relatie tussen variabelen is, terwijl de alternatieve hypothese (H1) je verwachting van een effect of relatie uitdrukt.
Jazeker, in het geval dat het nog niet is uitgesloten dat 1e spoor mogelijk is moet je 1 en 2 naast elkaar opstarten.
Re-integratie 1e spoor is wettelijke verplichting
De werkgever en werknemer hebben dan al de verplichting om actief en doelgericht te werken aan de terugkeer van de werknemer. Zo meldt de werkgever de werknemer direct ziek bij de arbodienst of de bedrijfsarts.
Mag de werkgever stoppen met binnen de organisatie zoeken als het spoor 2 gestart is? Nee, dat mag niet. Ook wanneer een spoor 2 gestart is, moet het zoeken naar een passende functie binnen de organisatie doorgaan. Bij grotere organisaties zijn er over het algemeen wel meer mogelijkheden dan bij een kleine organisatie.