Diameter heet in het Nederlands ook middellijn – een oorspronkelijk Nederlands woord bedacht door Simon Stevin. De middellijn van een cirkel is zowel een lijn (een koorde die het middelpunt van de cirkel snijdt) als de lengte van die lijn. De diameter is gelijk aan 2 × de straal.
Wanneer de omtrek van een cirkel 100 cm is, kan je de diameter berekenen door 100/pi te doen. De diameter is in dit geval 31,84 cm.
Soms weet je de straal van een cirkel niet. Dan moet je de diameter berekenen met de omtrek van een cirkel. Je gebruikt daarbij de volgende formule: diameter = omtrek / pi. Deze formule kan je ook gebruiken om de omtrek te berekenen.
De omtrek van een cirkel is π * de diameter. De omtrek van een cirkel is 2 * de straal * π.
Benieuwd hoe je de diameter kunt berekenen aan de hand van de omtrek? Je kunt hiervoor opnieuw gebruik maken van de waarde pi (π). In dit geval dien je de omtrek die je hebt opgemeten te delen door π. Dit getal is ongeveer gelijk aan 3,14.
Diameter heet in het Nederlands ook middellijn – een oorspronkelijk Nederlands woord bedacht door Simon Stevin. De middellijn van een cirkel is zowel een lijn (een koorde die het middelpunt van de cirkel snijdt) als de lengte van die lijn. De diameter is gelijk aan 2 × de straal.
Berekenen met de omtrek
De omtrek van een cirkel is de straal x Pi. Pi is afgerond 3.14. De diameter van de cirkel is dan omtrek gedeeld door diameter. Bereken dus de diameter door de omtrek van de cirkel te delen door pi.
De diameter van een vierkant is zijn diagonaal. Het is niet zo eenvoudig die uit te drukken in de zijde z . Als bijvoorbeeld de zijde 3 cm is, is de diameter ongeveer 4,2 cm.
De diameter is het midden van een cirkel, van onder tot boven. Dus wanneer je een cirkel hebt en een lijn trekt door het midden, is dat getal de diameter.
In technische taal verwijst alleen diameter naar de dikte van bijvoorbeeld een draad of buis. Een doorsnede (of doorsnee) is het snijvlak dat ontstaat als een voorwerp recht wordt doorgesneden. Een schroefdraad maat M 5 heeft een buitendiameter van 4,98 mm.
Allereerst de diameter (afkorting d). Dit is de lengte van de ene kant van de cirkel naar de andere kant van de cirkel.
Bepaal eerst de diameter van de cilinder. Dit betekent dat je het grondvlak van de cilinder (een cirkel) moet meten. Meet altijd dwars over de cirkel, dus bepaal het middenpunt en meet links en recht van het middenpunt. Het aantal centimeters dat je nu hebt, is de diameter.
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel. Het getal π komt voor in veel verschillende formules binnen de wiskunde en natuurkunde.
Een cirkel wordt altijd beschreven door de formule (x-a)2+ (y-b)2= r2. Hierin is a de x-coördinaat van het middelpunt en b de y-coördinaat van het middelpunt. Het middelpunt is dus gegeven door M(a,b).
De radius is de gemeten afstand van een willekeurig punt op de rand van een cirkel (of bol, of cilinder) tot aan het middelpunt. Aangezien een diameter de afstand is tussen twee uiterste punten in een cirkel, is de radius dus de helft van een diameter.
Wat is Pi? Pi is een getal dat in de wiskunde niet kan veranderen: kortom een wiskundige constante. De decimale notatie van het getal π vormt de getalwaarde 3,14159 26535 89793 23846 26433 83279 50288… Het getal vormt de verhouding tussen de omtrek en de middellijn of diameter van een cirkel.
De formule voor de omtrek van een cirkel is 2 x pi x straal (2 π r). Π = 3,141592... De eenheid voor omtrek is mm, cm, dm, m, ...
Een centimeter (cm) is een lengte van 0,01 meter = 10 mm. Centi komt van het Latijnse woord 'centum', honderd. De centimeter is de gebruikelijke eenheid voor metingen in huiselijke omstandigheden, bijvoorbeeld lichaamslengte, afmetingen van meubels, kleding enzovoort.
Als je wilt weten hoeveel centimeter dat is, dan moet je delen voor 10, want 1 centimeter is 10 millimeter.
Je hoeft alleen maar de waarde van cm te vermenigvuldigen met 10. De waarde van mm is dan gelijk aan het aantal dat je krijgt na het vermenigvuldigen. Bijvoorbeeld: Als je 3 cm wilt omzetten naar mm, moet je 3 vermenigvuldigen met 10.
De oppervlakte van een cirkel bereken je door de straal van de cirkel (r) in het kwadraat te doen en dit te vermenigvuldigen met π (pi), dus oppervlakte = r² x π.