Daar kun je naar verwijzen met de aanwijzende voornaamwoorden deze en die. Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, is een onzijdig woord.Daar kun je naar verwijzen met de aanwijzende voornaamwoorden dit en dat. Het verschil tussen de-woorden en het-woorden wordt uitgelegd in dit advies.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is. Dit kastje verven we wit, dat bankje verven we blauw.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden; deze en die naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige woorden. Dit en dat kunnen ook naar een hele zin verwijzen.
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Beide aanwijzend voornaamwoorden zijn mogelijk.
Deze week is ook correct. Ik heb Willy deze week nog gesproken. Ik zal het Willy deze week nog vragen. Ik zie hem deze week nog.
Als u het figuur zegt, zegt u ook dit/dat figuur, elk figuur, ons figuur en krijgt een bijvoeglijk naamwoord geen buigings-e na bijvoorbeeld een en elk: een mooi figuur, elk mooi figuur, mooi figuur.
Deze keer, die keer en dit keer zijn alle drie correct. De combinatie dat keer* is ongebruikelijk en dus niet correct. Als keer wordt voorafgegaan door een telwoord of een bijvoeglijk naamwoord, zijn alleen deze en die correct, niet dit en dat: deze ene keer, deze laatste keer, die ene keer, die laatste keer.
(En: De meisjes die …) Over het algemeen geldt dat het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden verwijst en dat naar het-woorden. EZELSBRUGGETJE: Een slim trucje is om te kijken of de laatste letters overeenkomen: het meisje dat, de jongen die.
Wat of dat
Je gebruikt meestal 'wat' als het woord volgt op een onbepaald woord (iets, niets, het enige, datgene) of een bijvoeglijk naamwoord dat zelfstandig wordt gebruikt (het mooie, het leukste, het bijzondere) of als het woord verwijst naar een rangtelwoord (het eerste). Je kunt hier ook 'dat' gebruiken.
De-woord of het-woord
Verwijs je naar een de-woord of een meervoud, dan is deze of die juist. Verwijs je naar een het-woord of naar iets onbepaalds, dan is dit of dat juist.
Factuur is een vrouwelijk de-woord.
Een bijvoeglijk naamwoord bij factuur krijgt altijd een buigings-e: de onbetaalde factuur, een onbetaalde factuur, onbetaalde factuur. Stuur de factuur maar naar mijn huisbaas. Ik viel achterover toen ik het bedrag op die factuur zag! Hij heeft elke factuur netjes betaald.
Als u het paper zegt, zegt u dit/dat paper, elk paper, ons paper en krijgt een bijvoeglijk naamwoord geen buigings-e na bijvoorbeeld een en elk: een goed paper, elk goed paper, goed paper.
Het is allebei goed. Dat is de neutraalste vorm en de meestgebruikte. Dit en dat kunnen allebei terugverwijzen naar iets wat net genoemd is. Meestal is er geen verschil in betekenis.
Na een onbepaald woord als 'iets', 'alles', 'weinig', '(zo) veel', 'enige', 'niets' gebruiken de meeste taalgebruikers 'wat', maar 'dat' is ook mogelijk. Gooi iets wat/dat je kunt gebruiken, nooit weg. Alles wat/dat je zegt, kan tegen je gebruikt worden. Er is weinig wat/dat we nog niet hebben.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Bepaal eerst de stam van het werkwoord (dit is het hele werkwoord zonder de uitgang -en), in dit geval dus 'lunch'. Eindigt deze (of strikt genomen: de klank hiervan) op een van de medeklinkers die voorkomen in 't kofschip (t, k, f, s, ch, of p)? Dan schrijf je verleden tijd en voltooid deelwoord met een t.
De eilanden: TVTAS
Het ezelsbruggetje 'TVTAS' is al zo oud als de eilanden zelf. Dit denkbeeldige woord staat voor de eerste vijf beginletters van de Waddeneilanden: Texel. Vlieland.
Keer is eigenlijk een de-woord: het is de laatste keer en niet het is het laatste keer. Bij een de-woord hoort het aanwijzend voornaamwoord deze. In de betekenis 'maal' is naast deze keer echter ook dit keer mogelijk: keer wordt dan gecombineerd met het aanwijzend voornaamwoord dit, dat eigenlijk bij het-woorden hoort.
Ook deze maal komt weleens voor, maar ditmaal is nog steeds de gebruikelijkste vorm. Dit keer en ditmaal zijn dus vaste uitdrukkingen geworden respectievelijk gebleven in de betekenis 'bij deze gelegenheid', 'nu'.
Formuleringen met op tijd zijn het gebruikelijkst, zowel in gesproken als geschreven taal. Tijdig is een formeler woord. We kunnen veel schade voorkomen door op tijd maatregelen te nemen. Elke heeft haar aanvraag niet op tijd ingediend.
Beide aanwijzend voornaamwoorden zijn mogelijk.
Het antwoord is: de tabel.