Hoeveel geven we gemiddeld uit aan kleding en schoenen? Gemiddeld zijn de uitgaven aan kleding en schoenen in Nederland € 1600 per jaar. Hiervan wordt over het algemeen € 1270 euro aan kleding besteed en iets meer dan € 300 aan schoenen.
Volgens de organisatie geven we gemiddeld € 1.600 per jaar uit aan kleding en schoenen. Daarvan gaat € 1.270 naar kleding en iets meer dan € 300 naar schoenen.
Wat je precies kwijt bent aan kleding en schoenen voor je kind, hangt af van waar je winkelt. Ga ongeveer uit van een bedrag tussen de € 35,- en € 60,- per maand.
Vrouwen hebben gemiddeld 103 kledingstukken in hun kast liggen. Maar: wij vrouwen vinden dat 21 procent van die kleding ondraagbaar is.
Vergeleken met 2016 sparen vooral 17- en 18- jarigen meer: van gemiddeld 89 euro per maand naar 114 euro. Scholieren die sparen hebben een gemiddeld spaartegoed van 1.392 euro. Dit is minder dan in 2016, toen scholieren 1.641 euro aan spaargeld hadden.
Maar uit onderzoek van het Nibud blijkt dat Nederlandse jongeren gemiddeld €50,- kleedgeld per maand krijgen. De jongeren van twaalf of dertien jaar soms iets minder (€35,- tot €45,-) en de jongeren van zeventien en achttien jaar soms net iets meer (tot €60,-).
Mannen betalen gemiddeld meer dan vrouwen voor kleren
Bereken je de gemiddelde prijs voor een kledingstuk van deze vier kledingwinkels samen, dan is dat 19 euro. Maar dat is niet voor iedereen zo. Er is namelijk een verschil per geslacht: voor een kledingstuk betalen mannen gemiddeld 5 euro meer dan vrouwen.
Ovinge: “Een trui van Nederlandse schapenwol kost rond de 400 euro, een trui van mohair rond de 300 euro.
Mensen hebben bijvoorbeeld gemiddeld 26 T-shirts met korte mouwen en tien broeken. Bijna de helft van de jumpsuits ligt ongebruikt in de kast. Tassen zijn relatief vaak tweedehands. Mensen hebben gemiddeld 130 kledingstukken.
Stel zonder kinderen - Een budget van € 100,- tot € 120,- per week is vaak passend. Gezin met 1 à 2 kinderen - Voor een klein gezin kun je rekenen op een budget van € 105,- tot € 150,- per week. Gezin met 3 of meer kinderen - Grotere gezinnen hebben doorgaans een budget nodig van € 150,- of meer per week.
Zo duur is een kind van geboorte tot 23 jaar: reken maar op €340.000 tot €400.000 als je eigen huis en auto hebt. De kosten van het levensonderhoud stijgen door de hoge inflatie en dat maakt ook kinderen duurder.
Eén kind kost gemiddeld 15% van het besteedbaar inkomen
Stel: je verdient € 1500,- per maand, dan kost je kind gemiddeld € 225,- per maand. In één jaar is dat € 2700,- . Wordt je kleine ukkie tien jaar en heb je al die jaren datzelfde inkomen gehouden? Dan heeft je kind al ongeveer € 27.000 gekost.
Kleding, snacks en beltegoed
Ook aan mobiele telefoons (55%), kleding (58%) en wat leuks doen (zoals naar de bioscoop gaan, 52%) wordt veel besteed. Maar ook aan anderen wordt gedacht: maar liefst 65% van de scholieren geeft regelmatig geld uit aan cadeaus voor vrienden en familie.
Daarom is het advies van het Nibud: spaar iedere maand 10 procent van je netto inkomen. Verdien je, laten we zeggen, 2000 euro netto per maand, dan zou je dus het beste elke maand 200 euro op je spaarrekening moeten zetten.
Huishoudelijke uitgaven (boodschappen, persoonlijke verzorging) Telefoon, tv, internet. Verzekeringen. Kleding en schoenen.
In Nederland kost een spijkerbroek tussen de € 14,- en € 200,-. In 2019 heeft ABN AMRO samen met Impact Institute onderzoek gedaan en zij kwamen tot de conclusie dat een spijkerbroek gemiddeld € 33,- te goedkoop is, als je meerekent welke 'prijs' mens en milieu betaalt voor de productie van zo'n broek.
De meeste consumentenprijzen voor een spijkerbroek liggen in Nederland tussen de 14 en 200 euro.
Blijven dragen
Gewone truien en shirts kun je prima 5 dagen dragen zonder te wassen. Zeker je spijkerbroek kun je beter zo min mogelijk in de wasmand mikken, want dan wordt 'ie sneller vaal. Je jas hoeft in principe maar 1 keer per seizoen schoongemaakt te worden.
Helaas komt de prijsstijging voornamelijk door hogere energieprijzen en personeelskosten in de Nederlandse winkels. Van die 8% extra ziet de productiearbeider, meestal in een ver land, helemaal niks terug.