Dit doe je door je mond, of eigenlijk je mondholte, op een dusdanige wijze te vormen dat de toon anders wordt. Door hiermee te oefenen en af te wisselen in boventonen, kun je op een enkele grondtoon diverse formanten vormen. Boventoon zingen wordt gevormd door klanken en vrijwel niet door tekst.
Boventoonzang bestaat uit een zeer verfijnde articulatie van klinkers, waardoor de boventonen hoorbaar worden als quasi zelfstandige fluittonen. Afhankelijk van de mondstand gaan er bepaalde boventonen meeklinken, die we automatisch als vocalen (klinkers) herkennen.
Een boventoon is een geluidscomponent waarvan de frequentie hoger ligt dan de door het oor waargenomen grondtoon van dat geluid. Vaak zijn boventonen 'harmonisch', dat wil zeggen dat hun frequenties aliquoten, gehele veelvouden, zijn van de grondtoon.
Voor n=1 is dit de grondtoon, voor n=2 de eerste boventoon enz. Daarom wordt dit ook wel eens geschreven als lengte = (n + 1) . 1/2 λ (waarbij n = 0,1,2,3...) omdat dan n=0 de grondtoon geeft en n=1 de 1e boventoon.
Bij een aan twee zijden ingeklemde snaar is de grondtoon die frequentie waarbij precies 1/2 golflengte op de lengte van de snaar past en de golfbuik van de uitslag op het midden van de snaar ligt. De grondtoon wordt ook wel de eerste harmonische genoemd. De tweede harmonische is de eerste boventoon.
De frequentie van de grondtoon in een open buis kun je berekenen met f = 1/2 * n *v / l door n=1 in te vullen. (l is de lengte in m en v is de geluidssnelheid (normaal 343 m/s).
Klankkleur, of timbre, is de karakteristieke eigenschap van een geluid waardoor het zich onderscheidt van een ander. Ieder muziekinstrument heeft een eigen klankkleur.
De golflengte kan berekend worden wanneer je de snelheid (v) en trillingstijd weet of wanneer je de lengte en aantal periodes weet. De golflengte is de snelheid gedeeld door de frequentie. Of de golflengte is de lengte (L) van de hele golf gedeeld door het aantal periodes (n).
Bij een buis met één gesloten uiteinde past er bij grondtoon precies 1/4 lambda in de lengte van de buis. Als je de lengte van de buis of snaar weet kun je er zo dus achter komen wat de golflengte is.
Staande golven. Staande golven ontstaan door interferentie van twee of meer lopende golven, die elk uit een tegenovergestelde richting komen. Daar waar de golffronten voortlopen bij een lopende golf, is dat bij staande golven niet meer het geval.
Geluid. In de eerste plaats kunnen staande golven geluidsgolven zijn. Een visueel voorbeeld van een staande golf is te zien bij akoestische reflectiedemper.
Klankkleur, of timbre, is de karakteristieke eigenschap van een geluid waardoor het zich onderscheidt van een ander. Ieder muziekinstrument heeft een eigen klankkleur.
Een grondtoon of tonica is in de muziekleer de eerste toon van een toonladder. Het is ook de toon waarop een akkoord is opgebouwd, of de laagste toon van een interval. Sinds het begin van de 17e eeuw wordt in de klassieke muziek gebruikgemaakt van het begrip grondtoon.
De frequentie van de grondtoon in een open buis kun je berekenen met f = 1/2 * n *v / l door n=1 in te vullen. (l is de lengte in m en v is de geluidssnelheid (normaal 343 m/s).
Bij een buis met één gesloten uiteinde past er bij grondtoon precies 1/4 lambda in de lengte van de buis. Als je de lengte van de buis of snaar weet kun je er zo dus achter komen wat de golflengte is.
golflengte (λ) = golfsnelheid (C)/frequentie (F) λ = C/F.
Hoe hoger de frequentie, des te dichter komen de golven achter elkaar aan. De eenheid van frequentie is hertz (Hz). Dit betekent eigenlijk trillingen per seconde (s -1 ). In onderstaande afbeelding zie je het verschil tussen 2 golven, waarbij de bovenste golf een grotere frequentie heeft, maar een kleinere golflengte.
In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst. In het muzikale alfabet liggen de E en de F tegen elkaar aan, en ook de B en de C. Tussen die noten zitten halve toonafstanden. Tussen alle andere noten in het muzikale alfabet liggen hele toonafstanden.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
Een majeur en mineur toonladder
Er zijn twee verschillende toonladders die veel gebruikt worden, namelijk de majeur en de mineur toonladder. Beide toonladders bestaan uit zeven verschillende noten.
Klankkleur is de sfeer die muziek, of bij zingen het stemgeluid, geeft. Dit kan bijvoorbeeld warm, romantisch, donker, vrolijk, scherp of sprankelend zijn. Het heeft dus eigenlijk weinig met kleur te maken, al kunnen kleuren ook een bepaalde sfeer of gevoel geven.
De kenmerkende eigenschap van een toon is de toonhoogte. Deze staat in directe relatie met het waargenomen spectrum van het geluid van de klinkende toon. De toonhoogte wordt weergegeven in frequenties, het aantal trillingen per seconde van de grondtoon.
Timbre of klankkleur is de eigenschap van een klank waarin tonen van dezelfde toonhoogte zich van elkaar kunnen onderscheiden. Verschillende muziekinstrumenten en stemmen produceren tonen van verschillende klankkleur.