Positief betekent dat je beschrijft wat je wilt en niet wat je niet wilt. Je gaat ondersteunen en dingen zien als haalbaar in plaats van kritiek te geven en te klagen. Dit noemen we ook een positieve herkadering.
Belangrijk bij samenwerken is dat iedereen hetzelfde doel nastreeft en handelt in het belang van het bedrijf. Samen verbeteren zorgt voor betrokken medewerkers, voor betere prestaties en voor meer plezier in het werk.
Negatief denken komt voort uit angst. Angst voor het onbekende, angst voor verlies aan controle, angst dat het niet goed komt. Niet voor niets is er de uitspraak: 'de mens lijdt nog het meest aan het lijden dat hij vreest'.
Gesprekstechnieken zijn manieren om meer uit gesprekken te halen. Het kan gaan om een bepaald type vraagstelling of juist de non-verbale communicatie. Zoals een stilte die je wat langer laat vallen.
Communicatiepatronen. Als jullie steeds weer op dezelfde negatieve manier met elkaar communiceren is er sprake van een negatief communicatiepatroon. De communicatie loopt dan voortdurend op weinig uit, en roept negatieve emoties op.
Positieve of helpende taal, we noemen het ook wel focustaal, leidt de aandacht ook weg van de ingreep. Het gevolg is dat het kind minder angst en pijn ervaart.” Ouders denken vaak dat ze weinig kunnen doen tijdens een ingreep, aldus Vlieger.
Al vanaf baby in de buik leren kinderen stemmen en klanken herkennen en dit blijft zich ontwikkelen als je kindje ouder wordt. Door veel tegen en met je kind te praten ontwikkelt hij een goed gevoel voor taal en daar zal hij of zij later veel aan hebben.
Dit doe je door steeds weer te stoppen met piekeren en je gedachten op iets anders te richten. Dat kan iets plezierigs zijn, maar vaak is het net zo handig om je te richten op iets dat toch al gedaan moest worden. Je werk doen, tuinieren, eten koken, tijd met je gezin doorbrengen.
Als je problemen ervaart in het communiceren met andere mensen, dan kun je last hebben van communicatieproblemen. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan: Je vindt het moeilijk om aan te geven wat je wilt. Je hebt een neiging tot ruzie maken of ruzie te vermijden.
Praat vanuit je eigen behoeften en gevoel, niet over wat de ander verkeerd zou doen. Probeer elkaar niet te onderbreken of in de rede te vallen. Praat niet te lang achter elkaar, geef de ander ook de ruimte. Accepteer dat de ander anders is, ook met communiceren.