Een citaat wordt altijd tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst. Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes - achternaam auteur(s), jaartal, paginanummer(s) - of door de auteur(s) in de tekst te noemen. Let op: Een citaat wordt niet cursief geschreven.
Dat werkt als volgt: Je gebruikt alleen de achternaam van de eerste auteur, gevolgd door “et al.”, een komma en het publicatiejaar. Een voorbeeld is: (Verstraten et al., 2020). Tip: Geneer gemakkelijk je literatuurlijst met Scribbrs APA Generator.
Plaats een citaat altijd tussen aanhalingstekens. Laat deze volgen door een verwijzing tussen haakjes (achternaam auteur(s), jaartal, paginanummers(s), of door de auteur(s) in de tekst te noemen.
Wil je een gehele website als bron gebruiken, dan geef je de bronverwijzing in de tekst anders weer dan bij andere bronnen. In plaats van dat je de auteur en het publicatiejaar vermeldt, geef je als bronverwijzing van een website alleen de naam van de website weer, gevolgd door een spatie en de URL tussen haakjes.
Voorbeeld: Een citaat Volgens Van Dale is citeren: “een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, meestal met bronvermelding” (2021, p. 221). Tip: Laat nu je tekst online herschrijven.
Als je een hele zin citeert, begint het citaat met een hoofdletter en valt de punt, het vraagteken of uitroepteken binnen de aanhalingstekens.
Zet het citaat tussen dubbele aanhalingstekens, behalve als het citaat langer is dan 40 woorden. Als een citaat langer is dan 40 woorden, moet het citaat met een witregel gescheiden worden van de rest van je tekst. Ook plaats je het citaat dan in een gescheiden blok.
Vuistregel: als je het kan horen, dus fluisteren, zeggen, schreeuwen, piepen, altijd tussen aanhalingstekens. Als je de dialoogzin in enkele aanhalingstekens hebt staan, zet dan het citaat "Amsterdam" tussen dubbele aanhalingstekens.
Een parafrase is het in eigen woorden weergeven van andermans werk en wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes met de achternaam van de auteur(s), het jaartal, en het paginanummer. De auteur kan ook in de lopende tekst genoemd worden.
De bronverwijzing kan zowel aan het begin, in het midden als aan het einde van een regel of alinea staan. De schrijver van de tekst mag zelf bepalen waar de verwijzing komt te staan, als voor de lezer maar duidelijk welke gedeelte van de tekst gebaseerd is op een andere bron.
Citeren is het letterlijk kopiëren van andermans woorden. Dit kan een zinsdeel, een zin of een alinea zijn. Hierbij is het belangrijk dat je de geciteerde tekst tussen aanhalingstekens plaatst en dat je correct verwijst naar de originele auteur(s) in de tekst en in de literatuurlijst.
APA-verwijzingen in de tekst bestaan uit de achternaam van de auteur en het jaar van publicatie. Wanneer je een specifiek deel van een bron aanhaalt, moet je ook het paginanummer of het bereik opnemen in je verwijzing. Voorbeelden zijn: (Benders, 2020, p. 70) of (Ayuk, 2021, pp. 39-41).
Je schrijft bij een verwijzing in de tekst altijd de auteur en het jaartal van publicatie van de bron op. Als je een citaat gebruikt, dan vermeld je daarnaast ook altijd het paginanummer van het desbetreffende citaat. Dus: Parafrase/samenvatting: Auteur en jaartal publicatie.
Als je de originele bron niet kunt vinden dan moet je verwijzen naar deze bron via de andere bron. Dit noem je een indirecte verwijzing of een secundaire bron. In de verwijzing in de tekst voeg je beide auteurs toe.In de literatuurlijst plaats je alleen de door jou geraadpleegde bron.
Voor de APA-bronvermelding in de literatuurlijst van een artikel uit een wetenschappelijk tijdschrift voeg je altijd een DOI toe indien deze beschikbaar is. Als een artikel geen DOI heeft en je het hebt geraadpleegd via een database of in gedrukte versie, dan laat je de DOI weg.
Een citaat gebruik je om een punt te verduidelijken, of als je de oorspronkelijke formulering van een ander wilt analyseren. Je mag een citaat niet gebruiken als vervanging van je eigen tekst. Je verslag mag dus nooit bestaan uit aan elkaar geplakte citaten. Dat is plagiaat, ook als je wél naar de bron verwijst.
Je parafraseert wanneer je de ideeën van een andere persoon in je eigen woorden wilt weergeven.Daarentegen citeer je wanneer de oorspronkelijke woorden relevant zijn. Doorgaans wordt in wetenschappelijke teksten geparafraseerd waar kan en geciteerd waar moet.
De geparafraseerde passage voldoet aan alle criteria voor een goede parafrase: De tekst is in andere woorden uitgedrukt.De betekenis van de tekst is niet veranderd.De bron is correct vermeld.
Bij een citaat op het eind van de zin staat de punt binnen de aanhalingstekens als de aanhalingstekens om een hele zin (of een opeenvolging van zinnen) staan. De punt maakt dan deel uit van het citaat. Er komt niet nog een tweede punt om de gehele zin af te sluiten.
Je plaatst een zinseindeteken, zoals een punt, uitroepteken of vraagteken, bij een citaat tussen aanhalingstekens binnen de aanhalingstekens.
Traditioneel werd aangeraden om bij letterlijk citeren dubbele aanhalingstekens te gebruiken, maar het is tegenwoordig ook gebruikelijk om enkele aanhalingstekens te gebruiken. We raden aan om consequent voor één systeem te kiezen.
Gedachten. Gedachten worden gewoonlijk zonder aanhalingstekens weergegeven, en na de dubbele punt volgt een kleine letter: Ik dacht: morgen ga ik naar de film.
Traditioneel wordt aangeraden om dubbele aanhalingstekens te gebruiken bij een letterlijk citaat, en enkele aanhalingstekens in alle andere gevallen.
Regel 1: citeren en benadrukken
In dat geval gebruik je enkele aanhalingstekens voor gesproken tekst en dubbele aanhalingstekens voor benadrukte woorden en zinsdelen.