Activa welke regulier langer dan 1 jaar op de balans van een onderneming staan worden aangeduid als vaste activa, als vlottende activa worden alle zaken beschouwd welke over het algemeen binnen de termijn van 1 jaar in geld zijn om te zetten, zoals debiteuren en voorraden.
De activa worden, kort gezegd, gevormd door de bezittingen, zoals geldtegoeden, gebouwen, goederen, e.d., en de passiva bestaan uit het eigen vermogen en het vreemd vermogen (geleend geld, schulden), dus de middelen waarmee de activa gefinancierd zijn.
Op de linkerkant van de balans kun je onder meer de vlottende activa vinden. Dit zijn bezittingen die minder dan 1 jaar binnen de onderneming zijn. Bovendien worden deze activa snel omgezet in contant geld. In combinatie met de vaste activa vormt het de totale activa.
Je gebruikt de creditzijde om je schulden te boeken en de debetzijde om bezittingen te boeken. De term stamt eigenlijk uit de tijd dat er nog geen rekenmachines waren. Hiermee kon men de positieve en negatieve getallen goed uit elkaar houden.
Vlottende passiva zijn kortlopende schulden met een maximale aflossingstijd van een jaar. Onder vlottende passiva valt bijvoorbeeld de te belastingbetalingen, leverancierskrediet, de crediteuren en bankkrediet.
Je maakt een balans kloppend door al je bezittingen en schulden onder elkaar te zetten. Uiteindelijk moeten aan beide kanten dezelfde bedragen bij elkaar opgeteld staan. Het verschil tussen je bezittingen en je schulden is je eigen vermogen. Door dit bedrag op de balans in te vullen, maak je de balans kloppend.
Je kunt de boekwaarde berekenen met een formule. Je neemt dan de aanschafwaarde minus de afschrijvingen en je vermenigvuldig dit met het aantal jaren. Vaak wordt de boekwaarde verwart met de restwaarde. De restwaarde is een bedrag oftewel waarde wat een activa nog opbrengt na de afschrijvingsperiode.
Wat is activa en passiva op je balans
De linkerzijde van de balans is de activa zijde (ook wel debet zijde genoemd). De activa bevat al je bezittingen, zoals je bedrijfspand, voorraden, vervoersmiddelen, maar ook het nog te ontvangen geld (debiteuren).
Je berekent de quick ratio op de volgende manier: Quick ratio = Vlottende activa (exclusief voorraden) + Liquide middelen / Kortlopende schulden.
Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, vorderingen, effecten, liquide middelen, en, voor zover zij niet onder de vorderingen zijn vermeld, de overlopende activa.
Voorbeelden van vlottende activa: voorraden (grondstoffen en/of gereed product) debiteuren. liquide middelen (bank en kas)
De current ratio is een financieel kengetal waarmee je de liquiditeit van je onderneming inzichtelijk maakt. Deze ratio geeft de mate waarin het kort vreemd vermogen uit de vlottende activa betaald kunnen worden. Zo reken je dit uit: vlottende activa / kort vreemd vermogen.
Enkele voorbeelden van vlottende activa zijn: De waarde van product voorraden. Vorderingen (debiteuren) Liquide middelen verspreid over bank en kas.
Een balans laat de stand van het bedrijf op dit moment zien – en verandert dus met elke transactie. Een jaarrekening bestaat uit een balans, een winst- en verliesrekening en een toelichting op beide. Er zijn fiscale en bedrijfseconomische jaarrekeningen.
Wat betreft de vaste activa is de balanswaarde gelijk aan de aanschafwaarde minus de afschrijving/waardedaling op de vaste activa tot het moment waarop de balans wordt opgemaakt.
Het is belangrijk dat de activa en passiva gelijk zijn. Deze moeten bij de belastingaanifte in balans zijn. Zit er een verschil tussen je activa en passiva, kom je niet verder met de inkomstenbelastingaangifte.
Quick ratio = Verhouding tussen de vlottende activa exclusief voorraden en het kortlopend vreemd vermogen. De Quick ratio = (vlottende activa †“ voorraden) - kortlopende schulden.
Definitie. De balanspost vooruitbetaalde bedragen is een vorm van vlottende activa waarbij een onderneming vooruit heeft betaald voor bijvoorbeeld de huur van het bedrijfspand of de rente op een lening.
De passivazijde op de balans bevat de vermogensopbouw die hierbij hoort. Voorbeelden van passiva: eigen vermogen (reserves), vreemd vermogen (crediteuren, voorzieningen en leningen).
Solvabiliteit geeft aan of de onderneming op de lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen; Liquiditeit geeft aan of de onderneming op de korte termijn aan haar verplichtingen kan voldoen; Rentabiliteit geeft weer hoeveel winst een bedrijf per geïnvesteerde euro maakt.
Hoe hoger de solvabiliteit hoe beter, maar een solvabiliteit tussen 25% en 40% wordt als gezond beschouwd. Stel, het eigen vermogen is 700.000 euro en het totaal vermogen is 2 miljoen euro. Dan is de solvabiliteit volgens de hiervoor genoemde formule 35%.
Solvabiliteit is een rekenformule waarmee je de financiële gezondheid van je onderneming meet. Het getal geeft aan of je op de lange termijn aan je betalingsverplichtingen kunt voldoen. Een hoge solvabiliteit is gunstig voor je leveranciers en financiers.