Formules: Aantal ml / aantal uur = ml per uur = pompstand.
Zelf de inloopsnelheid berekenen
Deel de totale hoeveelheid sondevoeding (aantal ml) dat u moet gaan gebruiken door het aantal uren waarin dat ingelopen moet zijn. NB. 1000 ml = 1 liter.
Pompstand in 3 stappen ( waar mg staat kan ook ie staan):
bereken de concentratie van de oplossing in de spuit = aantal mg medicijn in de spuit : aantal mg per ml. bereken hoeveel ml per uur wordt toegediend = aantal mg per uur : aantal mg per ml = aantal ml per uur = pompstand.
De formule
Het aantal Druppels per minuut (Drup/min) is de totale vloeistofvolume (Vtot/ml) vermenigvuldigd met het aantal druppels per milliter (Drup/p.ml) gedeeld door het totaal aantal uren (Tijd/uur) maal 60 minuten).
Uw arts of diëtist adviseert de inloopsnelheid. Deze wordt berekend door de benodigde hoeveelheid sondevoeding te delen door het aantal uren waarin u voeding krijgt toegediend.
Er is een kleinere eenheid die je gemakkelijker kunt af meten: druppels. Wij rekenen met 20 druppels per milliliter. Om van of naar druppels om te rekenen ga je altijd langs milliliter. Heb je een hoeveelheid in druppels deel dan eerst door 20 om naar milliliter te gaan.
Per bolus voeden betekent het toedienen van sondevoeding in porties, meestal via een spuit of trechter. ☞ Alvorens de voeding wordt toegediend, dient door middel van auscultatie te worden gecontroleerd of de sonde nog in situ is. ☞ Er wordt zo weinig mogelijk met de sonde gemanipuleerd.
Formules: Aantal ml / aantal uur = ml per uur = pompstand.
In procentuele oplossingen geldt de stelling 'een oplossing van 1 procent betekent dat 1 gram stof is opgelost per 100 ml oplossing'. Wanneer er een oplossing van 5 procent is, is er dus 5 gram stof opgelost in 100 milliliter.
Als we 100ml delen door honderd, om tot 1ml te komen, moeten we ook de 1000mg (= 1 gram) delen door honderd. Dus komen we uit op 10mg per 1 ml.
Afhankelijk van de viscositeit van de sondevoeding bevat een milliliter 16 tot 20 druppels (water bevat 20 druppels per ml). Door dit getal, vermenigvuldigd met het beschikbare aantal milliliters, te delen door het beschikbare aantal minuten verkrijgt men de druppelsnelheid per minuut.
In 1 ml zit 15 : 3 = 5 mg.
Voor tweewaardige ionen is 1 mEq gelijk aan 1/1000 deel van het atoomgewicht (of de som van de atoomgewichten der elementen in het geval van een samengesteld ion zoals SO-‐) ge- deeld door 2; bv. 1 mEq Ca++ is 40 mg:2=20 mg Ca en 1 mEq SO," is 96 mg:2-48 mg SO4.
Een auto rijdt 180 kilometer. Hier doet hij 1,5 uur over. Om vervolgens de snelheid te berekenen deel je het aantal kilometers door het aantal uur. Je krijgt dan: 180/1,5 = 120 km/h.
Meestal is 10 ml voldoende, maar 20 ml is beter bij kleverige vloeistoffen zoals vetemulsies of contrastvloeistof. ' Door te flushen spoel je niet alleen het infuus door, maar controleer je ook of het infuus nog steeds in het bloedvat zit. Waar loop jij tegenaan als het gaat om infuustherapie?
Aantal druppels per flesje
Een flesje van 10 milliliter bevat circa 200 druppels, terwijl een flesje van 30 milliliter drie keer zoveel druppels bevat, namelijk 600 druppels.
op het etiket staan: 2 % Morfineoplossing of 7 % Aramineoplossing. Het procentgetal geeft aan hoeveel gram van het medicijn is opgelost in 100 ml van de oplossing. 2 % Morfineoplossing betekent: er zit 2 gram zuivere Morfine opgelost in 100 ml vloeistof.
Volume procenten: een 1% oplossing bevat 1ml opgelost in 100ml oplossing.
Om een 1:10-oplossing te verkrijgen, moet u de oorspronkelijke concentratie (1 deel medicatie op 5 delen vloeistof) halveren. Dit betekent dat u 10 ml vloeistof moet toevoegen om het oorspronkelijke volume te verdubbelen en een 1:10-oplossing te verkrijgen.
Als de bloeddruk van een zorgvrager daalt en de arts geef je een opdracht om zo snel mogelijk (lees: NU) een kwart liter NaCl 0,9% per infuus toe te dienen en binnen een half uur in te laten lopen, dan kan je op dat moment niet even rustig op je rekenmachine gaan uitvogelen op welke stand ml/uur je het infuus dan zet.
Onder gewone omstandigheden wordt gesteld dat een waterdruppel ca. 0,05 ml bevat.
Het volume voor de patiënt bruikbare zuurstof wordt berekend door de druk te vermenigvuldigen met het volume van de O2 fles. Als vermeld van vb. 60 bar leesbaar op manometer van O2 fles en je hebt een fles van 7 liter: dan doe je 60x7= 420 liter beschikbare O2 in deze fles.
Een maaginhoud met een pH-waarde van 5,5 en lager (dus richting 1) is goed. U mag de sondevoeding dan geven. Bij een pH-waarde van 5,6 of hoger wacht u tien minuten en herhaalt u de handeling. Als de pH-waarde dan nog steeds 5,6 of hoger is, wacht u een uur.
Er zijn drie mogelijkheden voor het toedienen van sondevoeding: intermitterend, continu of per portie. Uw arts of diëtist bepaalt, samen met u, wat het meest passend en effectief is voor uw gezondheid en persoonlijke situatie.
De maximale hoeveelheid per portie is gemiddeld 250 – 300 ml (soms tot 500 ml per keer mogelijk). Voor een volledige sondevoeding zijn zeker 6-8 porties nodig, in de praktijk is dit niet altijd haalbaar zodat de volledige geadviseerde hoeveelheid sondevoeding niet altijd gehaald wordt.