De oppervlakte van een cirkel bereken je door de straal van de cirkel (r) in het kwadraat te doen en dit te vermenigvuldigen met π (pi), dus oppervlakte = r² x π.
Antwoorden. 1. De formule voor de oppervlakte A als functie van de diameter d van een cirkel wordt gegeven door A = π (d/2)^2 .
De diamater x pi = 20 x 3,14 = 62,8 m. Dit is de omtrek van de circustent.
De oppervlakte van een cirkel is pi maal de straal in het kwadraat (A = π r²).
Oppervlakte van een cirkel is het gebied dat de cirkel inneemt in een tweedimensionaal vlak. Het kan eenvoudig worden bepaald met behulp van een formule, A = πr 2 , (Pi r-kwadraat) waarbij r de straal van de cirkel is.
De doorsnede is de oppervlakte van een doorgesneden object.
=3,14×20= 62,8 cm .
De omtrek van een cirkel met straal r is 2 π r .De oppervlakte van een cirkel met straal r is π r 2 .
Wil je de oppervlakte van iets berekenen, vermenigvuldig de lengte met de breedte van het oppervlak. Voorbeeld: je muur is 2,40 m hoog en 6 m breed. De oppervlakte van je muur is dan 2,40 x 6 = 14,40 vierkante meter (oftewel m2).
Rechthoekige kolommen: Begrijp de oppervlakteformule voor rechthoekige kolommen: A=2×(l×b+l×h+b×h), waarbij l de lengte is, b de breedte en h de hoogte. Ronde kolommen: Bekijk de berekening voor ronde kolommen: A= π×d×h , waarbij d de diameter is en h de hoogte.
De formule varieert afhankelijk van de vorm. Voor rechthoeken en vierkanten, A = lengte x breedte . De oppervlakte van een cirkel is A = ðr^2. Tot slot, de oppervlakte van een driehoek is A = ½ (basis x hoogte).
Er is geen rechtstreeks verband tussen de oppervlakte en de omtrek van een figuur. Twee verschillende figuren kunnen dezelfde omtrek hebben en verschillende oppervlakten of dezelfde oppervlakte en verschillende omtrekken.
De oppervlakte van een cirkel is pi keer het kwadraat van de straal (A = π r²). Leer hoe je deze formule kunt gebruiken om de oppervlakte van een cirkel te bepalen als de diameter gegeven is.
Inhoud - Cilinder
Deel de diameter door 2 (= de straal r). Inhoud = hoogte x 3.14 x r x r. In wiskundige termen: hoogte x Pi-r2 (Pi = 3.14). Bijvoorbeeld: De inhoud van een ronde vijver van 1 meter diep en een diameter van 3 meter: 1 x 3,14 x 1,5 x 1,5 = 7,065 m3 (=7000 dm3 = 7000 liter).
Antwoord: 20 centimeter is gelijk aan 7,87402 inch .
Je gebruikt daarbij de volgende formule: diameter = omtrek / pi. Deze formule kan je ook gebruiken om de omtrek te berekenen. Als je weet wat de diameter is, gebruik je de formule: diameter * pi = omtrek. Soms wordt de formule ook anders gebruikt: omtrek = pi * 2 straal.
De formule voor de oppervlakte van een cirkel is pi x straal x straal (π. r.r) of π . r ².
Oppervlakte is de ruimte die een object inneemt wanneer het op een oppervlak rust, d.w.z. oppervlakte is de ruimte die het object inneemt. De dwarsdoorsnede is het oppervlak dat wordt verkregen wanneer hetzelfde item in twee delen wordt gesneden. Dwarsdoorsnede verwijst naar het oppervlak van die specifieke dwarsdoorsnede.
Niet helemaal. Denk aan een vierkant van 1 meter bij 1 meter. De omtrek is 4 m, terwijl de oppervlakte slechts 1 m2 is.
Een cirkel wordt altijd beschreven door de formule (x-a) 2+ (y-b) 2= r 2. Hierin is a de x-coördinaat van het middelpunt en b de y-coördinaat van het middelpunt.
De diameter (in België ook doormeter) van een cirkel, cilinder of bol is de lengte van de rechte lijn die kan worden getrokken tussen twee punten op de bol of de cirkel en door het middelpunt hiervan. Deze lengte is de grootst mogelijke afstand tussen twee punten op bol of cirkel.