Het voltooid deelwoord van beloven is beloofd, maar de persoonsvorm van de tweede en derde persoon enkelvoud is belooft.
De correcte spelling is zoals beloofd, met een -d.
Zoals beloofd is een verkorte vorm van een formulering waarin beloofd een voltooid deelwoord is, en dus met een -d wordt geschreven. De weggelaten woorden kunnen er vanuit de context gemakkelijk bij gedacht worden.
Zoals beloofd is een verkorte versie van 'zoals beloofd is' (of 'zoals ik beloofd heb', 'zoals hij beloofd heeft', 'zoals wij/ze beloofd hebben', enz.). Beloofd is hier een voltooid deelwoord. Omdat de verleden tijd beloofde is (met -de), is ook het voltooid deelwoord met een d.
1) Aanzeggen 2) Afspreken 3) Bespreken 4) Bezweren 5) Doen verwachten 6) Garanderen 7) In het vooruitzicht stellen 8) Promitteren 9) Schuld maken 10) Toezeggen 11) Verzeg... Als je iets belooft, zeg je dat je het echt zult doen.
In het geval van 'beloven' is de stam van het werkwoord 'belov', namelijk 'beloven' minus '-en'. En de v zit niet in 't Kofschip! Dus het voltooid deelwoord van beloven is gewoon met een d. Dus niet 'ik heb belooft', maar 'ik heb beloofd'.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord. Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
Vervoeging: ik beloof, jij belooft, hij belooft, wij beloven. ik beloofde, wij beloofden. ik heb beloofd.
Wat is de verleden tijd van beleven? De verleden tijd van beleven is 'beleefde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft beleefd'.
In 'Wat is er gebeurd? ' is gebeurd een voltooid deelwoord. Dat eindigt op een d, omdat er in de verleden tijd gebeurde ook een d zit. Deze d uit de verleden tijd komt dus terug aan het einde van het voltooid deelwoord gebeurd.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Om te zeggen dat iets er veelbelovend uitziet of een belofte inhoudt, wordt in de standaardtaal in België de uitdrukking Dat belooft! gebruikt. In de standaardtaal in Nederland is Dat belooft wat! gebruikelijk.
branden - ik / jij / hij brandde - wij / jullie / zij brandden. leggen - ik / jij / hij legde - wij / jullie / zij legden. maaien - ik / jij / hij maaide - wij / jullie / zij maaiden.
Je luistert of de klank van de laatste letter hetzelfde is als een van de medeklinkers tkfschp. Met andere woorden: is het een t, k, f, s, ch of p? De r van gebeur is geen medeklinker in 't kofschip.
Er is gegooid, het heeft gedooid, en er is geheid. Maar waarom is dat zo? Omdat, zoals ik caught by surprise uitlegde, de 'i' op het eind van een woord/woordstam geen klinker is maar de uitspraak van een 'j' heeft en daarom het gedrag vertoont van de 'j', die een (stemhebbende) medeklinker is.
De voltooide tijden worden gevormd met een hulpwerkwoord van tijd (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord: hij heeft gewerkt, hij is gekomen. Wanneer welk hulpwerkwoord wordt gebruikt, is niet in enkele eenvoudige regels te beschrijven.
Verhuist is goed in bijvoorbeeld 'Volgende maand verhuist Katrien naar Norg. ' In 'Katrien is verhuisd naar Norg' is verhuisd goed. Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde.