“Planten hebben ongeveer 30.000 genen. Elk gen is een blokje met een specifieke functie. We leggen ons hier toe op onderzoek naar de groei en de vorm van planten. We proberen onder meer na te gaan welke genen verantwoordelijk zijn voor groei.
Bij Eukaryoten (organismen zoals planten, dieren, schimmels en protisten) bevindt zich het belangrijkste DNA in de celkern (nucleus - vandaar ook nucleïnezuur). Daarnaast is er DNA in de mitochondriën (het mitochondriaal DNA of mtDNA) en de eventueel aanwezige plastiden (het chloroplast-DNA of cpDNA).
Cellen van een plant bevatten een specifiek aantal chromosomen. Meestal een exemplaar afkomstig van de moeder en een vergelijkbaar exemplaar, afkomstig van de vader (diploïde). Veel planten zijn zogenaamd polyploïde, dat betekent dat ze meer dan 1 paar chromosomen hebben (zie figuur).
Ook bomen bezitten een genenpakket. Tijdens het verblijf in de refugia is door mutatie vari- atie ontstaan in het DNA (haplotypen) van de boomsoorten.
Die eigenschappen zijn genetisch: ze zijn vastgelegd in het DNA dat in elke cel van een plant ligt opgeslagen. DNA is eigenlijk een biochemische code: een soort recept waarmee een cel bepaalde eiwitten kan produceren.
Over chromosomen, DNA en genen
Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Dit zijn de genen. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt hoe iemand er uit ziet of hoe iemands lichaam werkt.
Elke lichaamscel heeft allerlei verschillende onderdelen zoals een kern, energiefabriekjes (mitochondriën), eiwitfabriekjes (ribosomen) en opruimfabriekjes (peroxisomen en lysosomen). Het meeste DNA zit in de kern van de cel. Maar er zit ook een heel klein beetje DNA in de energiefabriekjes, de mitochondriën.
De mens heeft 3.200.000.000 verschillende DNA letters. Per cel bevat het DNA van de mens ongeveer 2 meter DNA en ons lichaam 74 miljoen km DNA, dat is meer dan 240x heen en terug naar de zon.
Los in de cel
Maar veel eencelligen, zoals bacteriën, hebben geen celkern waardoor hun genetisch materiaal los in het cytoplasma ligt. Bacteriën hebben een enkele chromosoom.Maar daarnaast hebben ze nog veel meer DNA in de vorm van plasmiden. Een plasmide is een cirkelvormige stukje DNA.
Ze kopiëren zichzelf door bijvoorbeeld boven de grond uitlopers te vormen, of onder de grond wortelstokken te maken. Aan deze uitlopers of wortelstokken groeien knoppen, die uitgroeien tot nieuwe planten. Deze manier van nakomelingen krijgen heet ongeslachtelijke voortplanting.
Het erfelijk materiaal (DNA) vormt de genetische code van ieder levend organisme. Ieder individu bezit zijn eigen genetische code, met uitzondering van identieke tweelingen. Deze genetische code blijft gedurende het hele bestaan van het dier constant.
Het kenmerk van geslachtelijke voortplanting is dat er twee geslachtscellen met elkaar versmelten. Bij planten noemen we deze geslachtscellen de eicel en de stuifmeelkorrels. In het dierenrijk heten deze geslachtscellen de eicel en de zaadcel.
In het geval van DNA is de suikergroep een desoxyribose (vandaar de naam desoxyribonucleïnezuur), en de stikstofbase is ofwel een adenine (A), een thymine (T), guanine (G) of een cytosine (C). De nucleotiden zijn covalent met elkaar verbonden in de keten via de suiker-fosfaatgroepen.
James Dewey Watson (Chicago, 6 april 1928) is een Amerikaanse moleculair bioloog, die in 1953 samen met Francis Crick, Rosalind Franklin en Maurice Wilkins de structuur van het DNA ontdekte. Watson ontving hiervoor met Crick en Wilkins de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1962.
Nieuw onderzoek zegt dat er genen zijn die na de dood pieken. Tot vier dagen na het overlijden van een mens of dier zijn er nog levende cellen in het dode lichaam actief. In deze cellen wordt volop DNA afgelezen.
In iedere cel van je lichaam zitten chromosomen. Op de chromosomen liggen genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt hoe u er uit ziet en hoe uw lichaam werkt.
DNA-onderzoek aan haren
De haarwortel zit in een haarfollikel. Vanuit de haarwortel worden steeds nieuwe cellen aangemaakt die de oude cellen naar buiten duwen. In de haarwortel bevindt zich DNA. Uit een haarwortel kan dus een DNA profiel worden opgesteld.
We erven evenveel genetisch materiaal van onze vader als van onze moeder, maar nieuw onderzoek toont aan dat we het DNA van onze vader intensiever gebruiken en genetisch gezien dus meer op hem lijken.
AMSTERDAM - Mannen laten bij een tongzoen een detecteerbare hoeveelheid DNA achter in vrouwelijk speeksel, zo blijkt uit een nieuw wetenschappelijk onderzoek. Het DNA-profiel van een man is tot minstens een uur na een zoen waarneembaar in vrouwelijk speeksel.
Genen doorgeven
Van ieder gen erf je een versie van je vader en van je moeder. Welke versie je ouders doorgeven, ligt er ook weer aan welke versie zij van hun vader en moeder hebben gekregen. Enzovoorts. De genen van vader en moeder samen bepalen welke eigenschappen jij krijgt.
Bacteriën zijn eencellige organismen, de cellen zien er anders uit dan die van planten en dieren. Ze hebben geen celkern, het is de enige groep organismen die dat niet heeft. De chromosomen van bacteriën liggen los in het cytoplasma.
Een dierlijke cel heeft geen celwand en dus ook geen turgor. Wanneer een dierlijke cel te veel opzwelt, zal deze kapot knappen. Wanneer de osmotische waarde buiten de cel hoger is, zullen zowel de plantencel als de dierencel water naar buiten diffuseren.
Deze celwand geeft stevigheid aan de cellen en dus aan het gehele organisme. Dierlijke cellen hebben geen celwand. Dierlijke weefsels moeten hun stevigheid dan ook halen uit de tussencelstof. Een weefsel is een groep samenwerkende cellen met ongeveer dezelfde bouw, maar vooral dezelfde functie.