Het zorgplan wordt door de zorgverantwoordelijke opgesteld. Hij moet daarbij uitdrukkelijk rekening houden met de voorkeuren van de patiënt. Familie en naasten kunnen hun visie inbrengen. De zorgverantwoordelijke beschrijft hoe hij de situatie beoordeelt en welke verplichte zorg hij noodzakelijk vindt.
Het zorgplan beschrijft welke zorg en/of begeleiding u van uw zorgaanbieder krijgt. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met uw wensen. Bijvoorbeeld: hoe laat u op wilt staan, bij welke handelingen u hulp nodig heeft, welke doelen u wilt bereiken. Het zorgplan moet realistisch zijn.
In het zorgplan beschrijf je doelen en hoe je die doelen gaat bereiken. Daarnaast neem je in een zorgplan op wie verantwoordelijk is voor welke zorg binnen het zorgplan. Andere woorden voor een zorgplan zijn leefplan, zorgleefplan, zorgbeschrijving. ondersteuningsplan, begeleidingsplan of behandelplan.
Deze 4 domeinen bestaan uit de woon-en leefomstandigheden, participatie (het sociale leven van de cliënt), mentaal welbevinden en autonomie, en het lichamelijk welbevinden en gezondheid. Met behulp van de vier domeinen wordt uw levenskwaliteit gewaarborgd.
Het ondersteuningsplan moet rekening houden met de verwachtingen van de cliënt en zijn vertegenwoordigers en het moet het aanbod van de zorgaanbieder hierbij meewegen. Daarbij moet het plan rekening houden met wat voor de zorgaanbieder inhoudelijk en financieel mogelijk is.
De woorden zorg en ondersteunen worden nog weleens verschillend gebruikt. Bij mensen die veel lichaams-gebonden zorg nodig hebben wordt vaker het woord 'zorgplan' gebruikt. Voor mensen waar het accent meer ligt op begeleiden wordt vaker het woord 'ondersteuningsplan' gebruikt.
Het 8-fasenmodel is een krachtgericht begeleidingstraject waarin de leefgebieden die voor iedereen van belang zijn centraal staan: zingeving, wonen, financiën, relaties, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, werk en activiteiten.
Een begeleidingsplan voor een cliënt bestaat uit twee delen, het persoonsbeeld en het begeleidingsprogramma van de cliënt. Het persoonsbeeld van de cliënt staat in het begin van het begeleidingsplan. De basis van het begeleidingsprogramma is het persoonsbeeld van de cliënt.
Het zorgleefplan helpt je de cliënt zo te ondersteunen dat hij zijn leven (ondanks ziekte of handicap) zoveel mogelijk kan voortzetten zoals hij dat wil. De voorkeuren, vragen, behoeften of doelen van de cliënt zijn het uitgangspunt van het ZLP.
Methodisch werken bevat een aantal stappen: verzamelen van informatie, vaststellen van behoeften en problemen, vaststellen van doelen, vaststellen van en plannen van activiteiten, uitvoeren van de activiteiten volgens planning, evalueren en zo nodig bijstellen van de zorg en ondersteuning.
In het zorgleefplan staan doelen en afspraken die de zorgverlener met de cliënt maakt. De kwaliteit van leven staat voorop en wordt beschreven aan de hand van vier aandachtsgebieden: het lichamelijk welbevinden, de woon- en leefomstandigheden, participatie of deelname in de samenleving en het mentaal welbevinden.
De drie domeinen zijn: 1: bacteriën, 2: archaea, 3: eukaryoten. Elk van de domeinen kan verder worden ingedeeld in rijken.
Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria, Archaea en Eukarya. De eerste twee bestaan helemaal uit eencellige microben. Die geen van allen een celkern hebben. Het derde domein, Eukarya, is dat van organismen mét celkern.
In de openbare ruimte, een publieke ruimte die voor iedereen toegankelijk is, helpen de BOA's met actief toezicht en handhaving. Onze BOA's worden primair ingezet voor het handhaven van overlast en kleine ergernissen die de leefbaarheid in openbare ruimtes aantasten.
Domein: lichamelijk welbevinden. De cliënt mag rekenen op adequate gezondheidsbescherming en -bevordering, een schoon en verzorgd lichaam en smakelijke maaltijden, hapjes en drankjes. Dit stelt de norm voor verantwoorde zorg als je kijkt naar het domein Lichamelijk welbevinden.
Wat zijn de 3 fases van methodisch werken? Wat doe je bij de voorbereiding (fase 1)?Wat doe je bij de uitvoering (fase 2)?Wat doe je bij de afronding (fase 3)?