Beide vormen zijn correct, maar het gebruik verschilt: 'je zal' is informeler dan 'je zult', hoewel sommige Vlamingen 'je zal' juist verzorgder vinden (wellicht onder invloed van 'gij zult'). Voorkeur: je zult. Als 'je' in de zin van 'men' gebruikt wordt, is 'je zal' wel gebruikelijk.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
Beide zijn juist, maar Je zal wel denken ... is nogal informeel. zullen – je zult – zul je. Deze vormen zijn ook correct, maar ze zijn nogal informeel. In verzorgd schriftelijk taalgebruik kun je beter kiezen voor je kunt, je wilt en je zult.
Je zult en je zal zijn allebei correct. In Nederland wordt je zal informeler gevonden dan je zult. In België wordt het gebruik van je zal niet als informeler beschouwd.
U zult en u zal zijn allebei correct. In Nederland wordt u zal informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u zult. In België wordt het gebruik van u zal niet als informeel beschouwd.
In de tegenwoordige tijd kun je zullen natuurlijk gebruiken om over de toekomst te praten (hoewel het juist dan vaak overbodig is), maar ook in veel andere gevallen gebruik je zullen. Het heeft meestal iets van een bevestigende betekenis. Zullen we dinsdag naar de bioscoop gaan?
Dat gebruik komt vooral in spreektaal voor. In Nederland is dat geen standaardtaal. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd. Ik ga / zal de kritiek niet kunnen tegenhouden.
Zowel je wil, je zal en je kan als je wilt, je zult en je kunt zijn correct. Je wil, je zal en je kan worden in Nederland als informeler beschouwd.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
(6) We gaan/zullen haar eens een lesje leren. (7) Ze gaan/zullen hem morgen opnieuw onderzoeken in het ziekenhuis. (8) Ik ga/zal proberen om de volgende keer op tijd te komen.
We gebruiken zullen + infinitief: voor een belofte of een voorstel. om te benadrukken dat iets zeker zal gebeuren. om te zeggen dat iets waarschijnlijk zal gebeuren (door de waarschijnlijkheid expliciet te vermelden)
Tegenwoordige tijd en toekomende tijd. Hoewel we de verleden tijd van zullen (zouden) gebruiken, spreken we over hypothetische situaties in het heden of in de toekomst. Voor hypothetische situaties in het verleden gebruiken we de hypothetische verleden tijd.
Voor je een studierichting kiest, moet je eerst goed nadenken wat je wil. Het zou fijn zijn als jij me even wilt helpen. Het zou fijn zijn als jij me even wil helpen. Je wil wordt in Nederland door sommige mensen 'informeler' genoemd, met andere woorden: ze vinden het minder netjes klinken.
Bij de vervoeging van het werkwoord 'zullen' gelden geen duidelijke regels. Je moet uit je hoofd leren hoe je dit werkwoord vervoegt.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Vaak denken mensen dat in zakelijke teksten alleen de wij-vorm of jij-vorm (volle vorm) gebruikt mag worden en dat we of je (zwakke vorm) niet juist is. Dit klopt niet. Beide vormen zijn correct Nederlands. Je mag in een tekst ook best we en wij door elkaar gebruiken.
Mensen denken nog weleens dat zullen, of gaan, nodig is om in het Nederlands over de toekomst te schrijven, maar dat is niet het geval. Meestal kun je gewoon de tegenwoordige tijd gebruiken, in combinatie met een tijdsbepaling.
Zou u is het gebruikelijkst: 'Zou u mij willen helpen? ' Zoudt u is verouderd: het komt formeel over. Zoudt is een verouderde persoonsvorm die van oorsprong bij het persoonlijk voornaamwoord gij hoorde: het was gij kwaamt en gij wildet (met een -t), dus ook gij zoudt.
Meestal gaat het om je zult/zal of het/er zal, vaak in combinatie met maar. (1a) Het zal je kind maar wezen. (3a) Je zult maar net op die brug gereden hebben! In Nederland wordt in zulke zinnen in plaats van zal ook weleens zou gebruikt, maar een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers keurt dat gebruik af.
Voor de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd gebruiken we 'zullen' als hulpwerkwoord en een infinitief. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd = 'zullen' + infinitief.