De algemene regel is dat een vergunning kan worden ingetrokken indien er gedurende drie jaar geen bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden. Als het gaat om een vergunning die verleend is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g Wabo, kan de vergunning na 26 weken worden ingetrokken.
Intrekking is slechts mogelijk als de activiteit ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en wijziging van de voorschriften daarvoor redelijkerwijs geen oplossing biedt.
Intrekking van een besluit of intrekking van een vergunning door de overheid is mogelijk. Maar er dient wel een goede grond voor intrekking van een vergunning te zijn. Ook kan de een bestuursorgaan een besluit gedeeltelijk intrekken. Het intrekken van een besluit of vergunning komt niet veel voor.
Op basis van artikel 2.33, lid 2 onder a. van de Wabo zijn burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken, voor zover de vergunning betrekking heeft op de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e.
Als gedurende 26 weken – of gedurende een in de vergunning bepaalde termijn – geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van een omgevingsvergunning bouwen, dan is de gemeente bevoegd om deze vergunning in te trekken. Dat bepaalt artikel 2.33, tweede lid, sub a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In beginsel heeft een omgevingsvergunning een onbeperkte geldigheidsduur. Omgevingsvergunningen kunnen worden verleend voor activiteiten met een aflopend of eindig karakter, zoals bijvoorbeeld bouwen, het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, slopen, kappen en het wijzigen van een monument.
Een omgevingsvergunning (ook wel bouwvergunning genoemd) is onbeperkt geldig. In de wet staat wel dat de gemeente de mogelijkheid heeft om 26 weken na afgifte van de omgevingsvergunning de vergunning in te trekken. Dat intrekken van die vergunning komt alleen zelden tot nooit voor.
Een toegekende bouwvergunning is beginsel onbeperkt geldig. De vergunningverlener heeft echter wel de mogelijkheid om de toegekende vergunning na 26 weken in te trekken. In de praktijk gebeurt dit zelden.
In sommige gevallen kan het bestuursorgaan kiezen tussen herstel door een aanvullende motivering of een wijziging van het bestreden besluit. In andere gevallen kan het gebrek alleen hersteld worden door het bestreden besluit te wijzigen.
Verval van de vergunning
De vergunning vervalt als de begunstigde binnen de drie jaar na de betekening niet begonnen is met de wezenlijke uitvoering ervan, de ruwbouwwerken nog niet opgestart heeft of de stedenbouwkundige lasten niet uitgevoerd heeft (art. 101 van het BWRO).
Intrekken begunstigende beschikking
Bestuursorganen kunnen een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken, bij: onrechtmatige totstandkoming van een beschikking; omstandigheden na het verlenen van de vergunning (bijvoorbeeld misbruiken of gedurende een bepaalde periode geen gebruik maken van een vergunning);
Het herroepen van een primaire besluit in het besluit op bezwaar geeft aan dat de rechtsgevolgen aan het primaire besluit worden ontnomen. Kan een primair besluit alleen worden herroepen wanneer dat besluit onrechtmatig is? Dat is niet het geval.
Bezwaar maken tegen de vergunning
De regeling is wel bijzonder: Het bevoegd gezag moet de van rechtswege verleende vergunning bekend maken binnen twee weken, nadat die van rechtswege verleend is! Doet het dit niet, dan kunt u hem in gebreke stellen en ten slotte naar de rechter gaan om de bekendmaking af te dwingen.
Bezwaar of beroep tegen omgevingsvergunning
Wordt de vergunning volgens de uitgebreide procedure afgehandeld? Dan legt de gemeente het conceptbesluit op de vergunningaanvraag ter inzage. U kunt dan uw zienswijzen kenbaar maken tijdens de 6 weken dat het conceptbesluit ter inzage ligt.
Het besluit 'ontstaat' vanwege het feit dat bepaalde wettelijke criteria zijn vervuld. Dit wordt ook wel de fictieve positieve beschikking genoemd. De kern van de LSP is er in gelegen dat als een bestuursorgaan niet tijdig op een aanvraag om een beschikking reageert, de beschikking van rechtswege wordt gegeven.
Een redelijke termijn kan variëren van enkele weken tot enkele maanden. De overheid moet in ieder geval binnen 8 weken een besluit nemen of een nieuwe beslistermijn bekendmaken.
Een ambtshalve besluit is een besluit dat het bevoegd gezag zelfstandig neemt, niet op aanvraag. De procedurestappen gelden bij: het verlenen. het wijzigen van de voorschriften.
Dat betekent dat u niet meer in beroep kunt gaan tegen de uitspraak. In speciale gevallen kunt u de rechter vragen uw zaak opnieuw te openen. Een rechter beoordeelt uw zaak dan nog een keer. Dit heet herziening.
In volgende gevallen vervalt de volledige omgevingsvergunning: als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet werd gestart binnen de 2 jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning.
Kosten omgevingsvergunning
Bij bouwkosten tussen €50.000 – €300.000 kost een omgevingsvergunning gemiddeld 3,0 % van de bouwkosten (met meestal een minimum van € 2.000,00). En tussen € 200.000 – € 500.000 kost een omgevingsvergunning 2,0% van de bouwkosten (met meestal een minimum van € 5.000,00).
Zodra je de vergunning van de gemeente hebt ontvangen mag je per direct beginnen met de verbouwing. De wettelijk beslistermijn van de gemeente is helaas wat langer. Deze bedraagt 8 weken, waarbij de gemeente eenmalig de mogelijkheid heeft de beslistermijn met 6 weken te verlengen.
Hoe kan ik achterhalen of er een vergunning nodig is en of die ook is verleend? Of uw buren een vergunning nodig hebben, kunt u nakijken op de website omgevingsloket online. Door het beantwoorden van een aantal vragen komt u erachter of uw buren wel of geen vergunning nodig hebben voor het nieuwe bouwwerk.
Een bouwvergunning (tegenwoordig ook wel omgevingsvergunning genoemd) is onherroepelijk als er 6 weken na het bekend maken van de vergunning geen bezwaar is ingediend. Zodra iemand bezwaar heeft aangemaakt tegen jouw bouwvergunning is de vergunning pas onherroepelijk na het finale oordeel van de rechter.
Wie kan beroep instellen? de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant; het betrokken publiek (vb. aanpalende buur, een vereniging met rechtspersoonlijkheid);