1. De spelling van voornaamwoordelijke bijwoorden Top. Voornaamwoordelijke bijwoorden zijn combinaties van de bijwoorden er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal en een of meer voorzetsels (bijvoorbeeld in, op, aan, bij) en/of de bijwoorden af, heen, mee en toe.
Gebruik van er
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
In een zin kun je de plaats vaak vervangen door het bijwoord er, dat de betekenis daar of hier krijgt. Voorbeelden: Ik ben net aangekomen op het centraal station. ➜ Ik ben er net aangekomen.
'Er' duidt een plaats aan (locatief 'er')
Dit gebruik van er wordt daarom wel 'locatief' genoemd; er is dan een bijwoord van plaats. Het lijkt op daar of hier, maar is minder nadrukkelijk. Vaak is uit de context al duidelijk welke plaats bedoeld is.
Een bijwoord is een woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een gehele zin bepaalt. Een bijwoord zegt nooit iets over een zelfstandig naamwoord, dan is het namelijk een bijvoeglijk naamwoord. Een voorbeeld van een zin met een bijwoord is: 'Ik heb heel lekker gegeten'.
Het glad endoplasmatisch reticulum (ER) heeft een glad membraan en dient (vooral) om stoffen vanuit het ruw ER te vervoeren naar het golgi-apparaat. Het glad ER is belangrijk voor de stofwisselingsprocessen en bij de opslag van calcium in de cel.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Mooi is bijwoord bij het bn rode. Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.
Niet is een bijwoord van ontkenning dat de inhoud van een zin ontkent of bijvoorbeeld een werkwoord, deelwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord dat erop volgt: niet doen, niet gezegd, niet lopend, niet verlegen, niet erg, niet bijzonder slim enzovoort.
De regel is eenvoudig: schrijf 'er' vast aan het voorzetsel dat erachter staat. Dus 'erin', 'eraan', 'ertegen', 'erop', 'ervoor', enzovoorts. Overigens geldt dit ook voor 'hier' en 'daar'.
Als “er” gebruikt wordt als plaatsaanduiding of in combinatie met een voorzetsel, mag je het niet weglaten. Als onderwerp van een passieve zin, als voorlopig onderwerp en in combinatie met een telwoord mag “er” worden gebruikt, maar het is vaak beter om een andere formulering te kiezen.
Streepjes - –
Dit streepje zit niet standaard op je toetsenbord, maar maak je met de toetsencombinatie ctrl/option+minteken. Het gedachtestreepje wordt gebruikt bij een onderbreking van de gedachtegang, bij het aangeven van een inhoudelijke, verrassende wending en bij het leggen van extra nadruk op een deel van de zin.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan.
Er wordt vaak gebruikt als plaatsbepaling of plaatsaanduiding. Er wordt dan op de plek in een zin gebruikt waar ook de plaats zou kunnen staan, of bijvoorbeeld het woord 'daar' of hier'.
Het hedendaagse woord er is een fusie van twee verschillende woorden: 1. de onbeklemtoonde vorm van daar; 2. het Oudnederlandse persoonlijke voornaamwoord iro, de tweede naamval van de voorloper van zij.
Als “er” gebruikt wordt als plaatsaanduiding of in combinatie met een voorzetsel, mag je het niet weglaten. Als onderwerp van een passieve zin, als voorlopig onderwerp en in combinatie met een telwoord mag “er” worden gebruikt, maar het is vaak beter om een andere formulering te kiezen.
Een voorlopig onderwerp staat in het begin van de zin en verwijst naar het eigenlijk onderwerp aan het eind van de zin of in de bijzin.
De juiste schrijfwijze is: ervan uitgaan, ik ga ervan uit. De regel is: schrijf voorzetsels (zoals van en uit) aan een voorafgaand of volgend woord vast als het voorzetsel niet hoort bij een ander woord.
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer: bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke.
Het bijwoord weer heeft de betekenis 'opnieuw'. Het drukt een herhaling uit.
Bijwoord. Hij had bijna genoeg geld om die auto te kopen. Bijna voldoende betekent meestal helemaal gezakt.