Je kijkt naar het onderwerp van de zin (degene die iets doet) en naar het 'gezegde' van de zin (wat diegene doet, het gezegde is één of meerdere werkwoorden). Je stelt dan de vraag: Wat …(+onderwerp en gezegde)?
De COD-voornaamwoorden worden in het algemeen voor het werkwoord geplaatst. Je vois un éléphant → je le vois. Ik zie een olifant → Ik zie hem. De COD of lijdend voornaamwoorden kunnen ook uitdrukkingen vervangen waarin een werkwoord gebruikt wordt.
Het wordt vaak vooraf gegaan door een voorzetsel. Bijvoorbeeld: Il donne un cadeau à sa mère (hij geeft een cadeau aan zijn moeder): un cadeau is het COD en sa mère is het COI; Je te parle (ik praat tegen je): te is het COI omdat we parler à (praten tegen) zeggen.
De algemene regel voor de plaats van het COD in een zin is dat die altijd voor de infinitief komt te staan. Als er een vervoegd werkwoord in de zin staat, dan komt het COD daarvoor te staan. Anders staat het COD altijd voor de infinitief.
Er is een eenvoudige regel die in standaardzinnen opgaat: 'lui' (mannelijk en vrouwelijk) en 'leur' staan altijd direct voor het werkwoord. De anderen (me / te / se / nous/ vous) staan direct achter het onderwerp of na 'ne' als er een ontkenning in de zin staat.
Meewerkend voorwerp voornaamwoorden (COI): leur, lui, enz.
COI-voornaamwoorden (complement d'objet indirect) komen doorgaans overeen met het meewerkend voornaamwoord in het Nederlands. Ze vervangen zelfstandig naamwoorden die volgen op werkwoorden + à, zoals parler à, téléphoner à, demander à, répondre à, etc.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Le pronom personnel COI
Le pronom personnel COI, het meewerkend voorwerp, herken je aan à/pour/de (al staan die alarmbelletjes er niet altijd bij). Voor de 3e persoon enkelvoud is er maar 1 vorm: lui. Voor de 3e persoon meervoud wordt de vorm leur gebruikt.
Le COD in het Frans is het lijdend voorwerp in het Nederlands. Je vindt le COD in het Frans op dezelfde manier als je het lijdend voorwerp vindt in het Nederlands. Je stelt jezelf de vraag: Wie/wat + het gezegde + onderwerp.
Pronoms toniques worden ook 'scheidende' of 'benadrukte' voornaamwoorden genoemd. Ze worden voornamelijk op deze twee manieren gebruikt: Na c'est: - Qui est la plus belle ? - C'est moi !
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. In de zin 'De zon geeft ons energie' is ons het meewerkend voorwerp. Het meewerkend voorwerp is vaak de 'ontvangende partij'.
Een voornaamwoord (of: pronomen, meervoud pronomina) is in het algemeen een woord dat naar een zelfstandigheid (iets of iemand) verwijst, bijvoorbeeld dat of zij. Daarmee onderscheidt het zich bijvoorbeeld van een zelfstandig naamwoord, dat zo'n zelfstandigheid (bijvoorbeeld boek, vrouw of Lia) noemt.
Een persoonlijk voornaamwoord kan verschillende functies hebben in een zin. De belangrijkste is natuurlijk het onderwerp: je, tu, il/elle/on, nous, vous, ils/elles. Het onderwerp is degene die Het werkwoord vervoegt , en die altijd vlakbij het werkwoord staat.
De bijvoeglijke bepaling (bvb) is altijd een deel van een zinsdeel en vertelt iets over een zelfstandig naamwoord en hoort daar ook bij. Let op: Als het zinsdeel begint met een lidwoord maakt dat geen deel uit van de bijvoeglijke bepaling.
Vind het onderwerp: wie of wat + gezegde? Vind het lijdend voorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp? Vind het meewerkend voorwerp: (aan/voor) wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Het handelend voorwerp is bij de grammaticale zinsontleding in een lijdende zin een bepaling die aangeeft wie de daarin beschreven handeling verricht. Het handelend voorwerp heeft in het Nederlands de vorm van het voorzetsel door gevolgd door een persoonlijk voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord.
Je zet het dus voor het hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld: 'Je lui ai demandé de l'aide. '. Het COI, in dit geval lui, staat voor het hulpwerkwoord, in dit geval ai van avoir.
De appel is het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp = wie / wat + onderwerp + gezegde. Als de zin een naamwoordelijk gezegde heeft, dan is er geen lijdend voorwerp. Een zin kan dus alleen een lijdend voorwerp hebben als het een werkwoordelijk gezegde heeft.
Dit zinsdeel hangt in een zin samen met het onderwerp en het gezegde. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp, alleen wanneer een zin uit een werkwoordelijk gezegde bestaat. Een lijdend voorwerp is vaak een zelfstandig naamwoord (huis, kind, Mees).
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: mv: aan/voor wie + wwg + ow + (lv)? Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.
4e naamval - lijdend voorwerp/hem (Akkusativ)
Het lijdend voorwerp staat in de 4e naamval.