Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
in een opsomming, maar niet voor het woordje 'en' voor voegwoorden. tussen bijvoeglijke naamwoorden. voor of na een aanspreking.
Voor de voegwoorden omdat, doordat, als, indien, aangezien, terwijl, zodat, opdat enzovoort is de komma in veel gevallen wel gewenst. Voorbeelden: (4) Ik kan niet met haar door één deur, omdat ze zo onuitstaanbaar is. (5) De trein had vertraging opgelopen, doordat het ijzelde.
en, maar, of, dan (wel), dus en want, wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of… Ik geef Anne een bloem, want ik vind haar lief.
Toelichting. Een oude schoolregel luidt dat je nooit een komma voor en mag zetten. Die regel is te verklaren: een komma wordt gebruikt wanneer je een pauze hoort, en bij het voegwoord en is meestal geen sprake van zo'n pauze. En brengt een 'geruisloze' verbinding tot stand tussen zinnen of delen van een zin.
Minder komma's
Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen (of woorden) 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
In het tweede deel staan onderwerp (hij) en persoonsvorm (moest) naast elkaar. Dat is dus de hoofdzin. Het voegwoord (nadat) staat in dit geval helemaal vooraan. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: omdat, nadat, zodat, toen, tot, voordat, dat, terwijl, als en doordat.
Wanneer moet je een komma gebruiken? Met komma's geef je aan waar de lezer een pauze moet 'lezen'. Plaats dus een komma als er bij het voorlezen (hardop of 'in je hoofd') een duidelijke pauze hoorbaar is. Komma's moeten een lezer helpen de pauzes te leggen waar de schrijver ze ook bedoelde te leggen.
Je schrijft geen extra punt aan het einde van een zin als de zin eindigt met de punt van een afkorting. Je schrijft geen extra punt aan het einde van een zin als de zin eindigt met een punt van een citaat voor de aanhalingstekens. Je schrijft geen punt na een titel of achter een adres.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Bijzonderheid. Soms worden zowel en als niet van elkaar gescheiden: Vandaag zowel als morgen. Ook deze nevenschikking kan uitgebreid worden met het voegwoord als: Vandaag zowel als morgen als overmorgen. Daarnaast komt uitbreiding met en voor: Vandaag zowel als morgen en overmorgen.
Want is een nevenschikkend voegwoord: in de erop volgende zin staat de persoonsvorm vooraan. Omdat is een onderschikkend voegwoord: in de erop volgende bijzin staat de persoonsvorm achteraan. Ik open het raam, want het is hier veel te warm.
Voor als of zoals staat geen komma. De informatie die erop volgt, kan niet weggelaten worden. Ze vinden het heel leuk om grote steden als / zoals Londen, Parijs en Rome te bezoeken.
Er zijn twee soorten voegwoorden: Nevenschikkende en onderschikkende. (de zinnen zijn gelijkwaardig) of woorden met elkaar. en, maar, of, dan (wel), dus en want.
De voegwoorden als en wanneer hebben allebei de betekenis 'op het moment dat': 'Als/wanneer het hard waait, liggen er hier veel takken op de weg.
Hoewel is een voegwoord: een woord dat zinsdelen met elkaar verbindt. Ondanks is een voorzetsel, net als bijvoorbeeld bij, in, naar, met, tegen of dankzij.
Het voegwoord zodat wordt gebruikt om een gevolg uit te drukken. De betekenis is 'met als gevolg dat'. Het regende de hele dag onophoudelijk, zodat de wedstrijd afgelast moest worden.
Naar de aard van het verband onderscheidt men: [1] aaneenschakelende voegwoordelijke bijwoorden (vergelijk ): bovendien, buitendien, daarenboven, eveneens, evenmin, hierenboven, ook, tevens, zelfs.
De apostrof, het weglatingsteken of het afkappingsteken is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel ('). Sinds de introductie van schrijfmachines en vooral sinds de opgang van computers wordt voor de apostrof vaak hetzelfde teken gebruikt als voor het accent.
De correcte spelling is komma.