Mutaties kunnen natuurlijke oorzaken hebben, maar ook experimenteel worden veroorzaakt. De drie hoofdcategorieën bij mutaties zijn puntmutaties, segmentmutaties en ploïdiemutaties. Puntmutaties zijn wijzigingen in het DNA of RNA doordat er in een sequentie iets veranderd, toegevoegd of verwijderd wordt.
Vaak zit de afwijking in een gen dat eigenlijk andere fouten in het DNA moet repareren. Is zo'n reparatiegen stuk, dan kunnen er steeds nieuwe DNA-fouten in de cel ontstaan. Daardoor kan de cel ongeremd gaan delen. Als cellen ongeremd gaan delen, ontstaat er een kwaadaardige tumor.
Een mutatie betekent dat de code van het DNA is veranderd. Als de mutatie in een gen zit, kan het de functie van het gen doen veranderen. Het gen kan meer of minder gaan doen, anders gaan functioneren of zelfs helemaal niet meer werken. Door een aantal mutaties in een cel kunnen de eigenschappen van die cel veranderen.
Dit ligt niet vast. Je fenotype kan veranderen door je omgeving. Je kan bijvoorbeeld ervoor kiezen om je haar blond te verven. Jouw fenotype verandert dan, je genotype niet.
Beschadiging van het DNA treedt op door blootstelling aan straling, zoals het ultraviolette bestanddeel van zonlicht en röntgenstralen. Maar ook toxische stoffen beschadigen het DNA, zoals bestanddelen van sigarettenrook en chemotherapeutica, zoals cisplatine.
Mutaties kunnen natuurlijke oorzaken hebben, maar ook experimenteel worden veroorzaakt. De drie hoofdcategorieën bij mutaties zijn puntmutaties, segmentmutaties en ploïdiemutaties. Puntmutaties zijn wijzigingen in het DNA of RNA doordat er in een sequentie iets veranderd, toegevoegd of verwijderd wordt.
Epigenetische veranderingen kunnen ontstaan omdat genen door bijvoorbeeld stress, roken of eetgewoontes aan of juist uit worden gezet. Op een gen ligt de informatie om een eiwit aan te maken. Al deze eiwitten hebben een taak in het lichaam. Als een gen actief is, kan eiwit kan zijn werk doen.
De additieve genetische relatie tussen volle broers en volle zussen is 0.5, omdat ze gemiddeld 50% van hun DNA delen. De additieve genetische relatie tussen twee dieren is de hoeveelheid DNA die ze gemeenschappelijk hebben omdat ze familie van elkaar zijn.
Genen kunnen dominant of recessief zijn, dat wil zeggen dat ze al dan niet overheersen. Het gen wat overheersend is bepaald of bij het kind de eigenschap van dit gen ook zichtbaar is. Zo overheerst het gen voor bruine ogen over het gen voor blauwe ogen.
Als de twee allelen van een bepaald gen gelijk zijn dan noemen we dat homozygoot. Als de twee allelen van dat gen verschillend zijn dan noemen we dat gen heterozygoot.
Bij epigenetische veranderingen verandert de functie van een gen zonder dat de code verandert. Vergelijk het met het uitvoeren van precies hetzelfde notenschrift door verschillende muzikanten: het stuk is hetzelfde, maar de muziek is anders. Twee mensen kunnen genetisch identiek zijn, maar epigenetisch verschillend.
Modificaties worden veroorzaakt door het milieu en zijn niet erfelijk, dit in tegenstelling tot de erfelijke veranderingen die mutaties genoemd worden.
Een chromosomale afwijking is een afwijking in het aantal chromosomen (numerieke afwijkingen), of in de structuur van chromosomen (structurele afwijkingen). Chromosomale afwijkingen treden vooral op wanneer er iets fout gaat bij de meiose of reductiedeling.
Kunnen we DNA veranderen? Ja. Naast dat we DNA kunnen aflezen, kunnen we deze bouwstenen van het leven ook aanpassen. Dat gaat door middel van CRISPR-Cas-methode.
Mutagene technieken niet meer vrijgesteld van GMO-wetgeving
Het Hof zet nu een rem op innovatie: nieuwe mutagenese technieken zoals CRISPR-Cas moeten voortaan voldoen aan de wettelijke vereisten inzake voorzorgsmaatregelen, risicobeoordeling en traceerbaarheid. CRISPR-Cas valt voortaan dus onder strenge GMO-wetgeving.
ROTTERDAM - Gevoeligheid voor stress is in veel gevallen genetisch bepaald. Vier op de tien Nederlanders zijn door variaties in hun genen gevoeliger voor stress, en daardoor hebben ze sneller last van overgewicht en depressies. Tien procent van de Nederlanders is juist minder gevoelig voor stress.
Wil je als man een slim kind? Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd. Dit blijkt uit een recent onderzoek gepubliceerd in Psychology Spot, waarover Ouders van Nu schrijft.
Researchers aan de University of Washington en in Glasgow zijn het er na uitgebreid onderzoek over eens: de intelligentie van een kind wordt bepaald door het genetisch materiaal langs moeders kant. Het genetisch materiaal van de vader heeft geen invloed.
Je erft je genen van je ouders. Van elk gen erf je twee kopieën: één van je vader en één van je moeder. Ook de genen van je grootouders en verre voorouders hebben invloed op de kleur van je huid. Binnen een gezin kan de huidskleur dus verschillen.
Ons eigen DNA is een combinatie van het DNA van onze ouders. De ene helft komt van je vader, de andere helft van je moeder. Maar in het DNA van iedereen zitten al bij de geboorte variaties die je bij geen van de ouders terugvindt. Dit zijn de novo mutaties; 'nieuwe' mutaties (veranderingen) die alleen het kind heeft.
Gemiddeld delen kinderen van dezelfde ouders ongeveer 50% van hun DNA met elkaar, maar sommigen delen iets meer en sommigen iets minder. Dus, terwijl we allemaal 50% van ons DNA van elk van onze ouders ontvangen, zijn de segmenten die we ontvangen volledig willekeurig.
Het is namelijk zo dat kinderen de helft van het DNA profiel van hun ouders overerven. In theorie kan het dus zijn dat broers en zussen precies de andere helft van het DNA van hun ouders hebben geërfd en dus is statistisch niet vast te stellen of zij dezelfde vader of ouders hebben.
Het is dynamisch. Dat wil zeggen dat de moleculaire laag op het genoom voortdurend verandert. Dit kan door een prikkel uit de omgeving.
Bij Eukaryoten (de "hogere" organismen zoals planten, dieren, schimmels en protisten) bevindt zich het belangrijkste DNA in de celkern (nucleus - vandaar ook nucleïnezuur). Daarnaast is er DNA in de mitochondriën (het mtDNA) en de eventueel aanwezige plastiden (het cpDNA).
Er is discussie over genetisch gemodificeerd voedsel. In deze discussie gebruiken mensen soms ook de term 'genetische manipulatie'. Het is goed onderzocht door de EFSA of genetisch gemodificeerde producten veilig en gezond zijn (zie kop Veiligheid hieronder).