De Sectorraad Paarden heeft gesteld dat bij temperaturen van 35 graden en meer alle evenementen en wedstrijden met paarden geannuleerd dienen te worden.
Paarden zijn warmbloedige dieren met een constante lichaamstemperatuur van 37,2 tot 38,2 graden Celsius. Ze kunnen hun warmte goed reguleren bij temperaturen tussen de 5 graden onder nul en 25 graden.
Een gezond paard heeft een temperatuur tussen de 37,4 en 38 graden Celsius. Vanaf ca. 38,4 graden spreken we over verhoging en vanaf ca. 38,9 graden over koorts.
Als de temperatuur boven de 25 graden komt, is het eigenlijk te warm voor een paard. Normaliter past het dier zich aan de hitte aan, maar door een combinatie van factoren zoals arbeid, weinig wind en hoge luchtvochtigheid kan de lichaamstemperatuur hoog oplopen.
Hoe zie je dat je paard het koud heeft? Als wij het koud vinden, zitten paarden vaak nog in hun zogenaamde thermo neutrale zone. Dit is het temperatuurgebied waarin een gezond paard prima in staat is om zichzelf op temperatuur te houden. Deze zone ligt voor paarden ongeveer tussen de -10⁰C en +25⁰C.
Jij hebt het zonder kleren niet te warm en niet te koud bij een temperatuur tussen de 28 en 30 graden Celsius, dat is jouw thermo neutrale zone. Voor een ongeschoren paard met wintervacht ligt deze zone tussen de -5 en +15 graden. De comfortzone bij een paard met zomervacht ligt tussen de 5 en 25 graden.
Als regel zou moeten gelden dat alle dieren in een weiland schuilgelegenheid hebben. Paarden zijn niet dol op regen en hagel, maar ze zullen er niet aan doodgaan. Over het algemeen trekken ze zich wat minder aan van sneeuw. Het is in ieder geval goed dat ze voer en vers drinkwater krijgen.
Vooral bij warm, vochtig weer en een zware training kan een paard oververhit raken. Je paard heeft onder deze omstandigheden meer moeite om af te koelen door middel van zweten. De verdamping van het zweet gaat te langzaam en hierdoor raakt het paard te weinig warmte kwijt.
Wanneer er lagere of hogere omgevingstemperaturen zijn, gaat het lichaam van het paard hierop reageren. Bij een hogere omgevingstemperatuur wordt het voor het paard moeilijk om de warmte die door zijn lichaam geproduceerd wordt af te geven aan de omgeving. Er wordt dan van hittestress gesproken.
Paarden voelen zich het fijnst tussen de 0 en 20 graden Celsius. Boven de 20 graden is het al snel te warm voor ze. Als je je paard wilt laten bewegen, doe je dit op warme dagen dan niet in de volle zon, maar in de koelte van de ochtend of avond. Zodra je paard veel zweet en het te warm krijgt, is dit ongezond.
Moet uw paard nog op rust? Fabrikanten schrijven in bijsluiters geen rust meer voor, maar adviseren “stress te vermijden een week voor en na de vaccinatie”. We zien in praktijk dat paarden de dag na de enting soms hangerig kunnen zijn. Rij op de dag van de enting rustig, zodat u dit nooit versterkt.
Symptomen van droes
De meeste paarden met droes hebben eerst koorts en een heldere, witte neusuitvloeiing. Na enkele dagen wordt die neusuitvloeiing pusachtig, worden de paarden sloom en willen ze slecht of helemaal niet eten. Doordat de lymfeknopen ontstoken zijn, zullen er abcessen gevormd worden.
De uitwendige ademhaling begint in de neus. Een paard kan in tegenstelling tot mensen niet door de mond ademhalen. De lucht komt daarom alleen binnen via de neusholte.
Bibberen is niets anders dan snel opeenvolgende spiercontracties. Spiergebruik produceert veel warmte, en met hun enorme spiermassa's zijn paarden uitstekende "bibberaars". Ze kunnen dit makkelijker en efficiënter dan de mens.
Paarden zijn visuele denkers, ze denken niet in woorden zoals de meeste mensen, maar in plaatjes. Het is veel enger als je je angst in beelden voor je ziet dan in woorden, daarom hebben paarden meer angsten. Bovendien kan een paard niet rationeel over zijn angst nadenken zoals mensen doen.
Wollen dekens en fleecedekens worden vaak voor hetzelfde gebruikt: het warm houden van een paard na de rit (of na het wassen). Beide dekens absorberen zweet en vocht, waardoor het paard opdroogt en tegelijkertijd warm blijft.
Zwakte, vermoeidheid, misselijkheid, hoofdpijn, duizeligheid, veel zweten en braken kunnen het gevolg zijn en je kunt zelfs flauwvallen. Hitteberoerte. Het lichaam kan zijn temperatuur niet meer zelf regelen en kan oververhit raken, tot wel meer dan 41˚C.
Dieren kunnen flinke last van de hitte hebben. Dat geldt ook voor paarden, ook al kunnen ze veel beter zweten dan bijvoorbeeld honden. Bij een omgevingstemperatuur tussen de -5˚C en de +24˚C kan een paard met minimale inspanning zijn lichaamstemperatuur op peil houden.
Paarden trekken de onweer meer aan dan mensen door de zogenaamde stapspanning. Die is bij een paard veel groter dan bij een mens. Tussen de hoeven ontstaat bij een inslag namelijk een spanningsveld op de grond. Paarden en Pony's zijn daardoor veel sneller slachtoffer van een blikseminslag.
Paarden kunnen goed met warm weer omgaan, omdat ze de hitte kwijt kunnen door te gaan zweten. Zweten is nodig om af te koelen. Zweet vormt een laagje vocht dat verdampt, waardoor de lichaamstemperatuur daalt. Als zweten niet lukt, bijvoorbeeld omdat een paard te weinig vocht in zijn lichaam heeft, raakt hij oververhit.
Elektrolyten heeft je paard nodig voor het goed reguleren van de vochthuishouding, de zuurgraad en de werking van spieren en zenuwen. Elektrolyten zijn een verzameling voor verschillende mineralen zoals magnesium, kalium, chloride en natrium.
Een paard dient minimaal 2 keer per dag buiten de stal te komen. Bijvoorbeeld een keer voor de training en een keer minimaal 1 uur weidegang of vrije beweging in een paddock. Indien er geen training plaatsvindt, dient er sprake te zijn van minimaal 2 uur weidegang of paddock.
Een zweetdeken (ook wel fleece deken genoemd) neemt het vocht van je paard op, waardoor hij sneller opdroogt. Tegelijkertijd zorgt de zweetdeken er ook voor dat je paard niet te snel afkoelt en daardoor geen blessures krijgt. Tegenwoordig is er zoveel keuze in zweetdekens.
De wet voorziet nu uitdrukkelijk dat alle paardachtigen (paarden, pony's, ezels, …) die buiten worden gehouden, moeten kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, moeten beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.
Tussen de 10 en 15 graden kan je een dunne deken gebruiken. De voorkeur gaat uit naar een 0 of 100 grams deken. Of als het weer er naar is bijvoorbeeld een regendeken. Tussen de 0 en 10 graden kan je een wat dikkere deken gebruiken.