Traditioneel wordt aangeraden om dubbele aanhalingstekens te gebruiken bij een letterlijk citaat, en enkele aanhalingstekens in alle andere gevallen.
Je plaatst een zinseindeteken, zoals een punt, uitroepteken of vraagteken, bij een citaat tussen aanhalingstekens binnen de aanhalingstekens.
Vuistregel: als je het kan horen, dus fluisteren, zeggen, schreeuwen, piepen, altijd tussen aanhalingstekens. Als je de dialoogzin in enkele aanhalingstekens hebt staan, zet dan het citaat "Amsterdam" tussen dubbele aanhalingstekens.
Aanhalingstekens kunnen om een hele zin of om een deel van een zin gezet worden. Bij een citaat op het eind van de zin staat de punt binnen de aanhalingstekens als de aanhalingstekens om een hele zin (of een opeenvolging van zinnen) staan. De punt maakt dan deel uit van het citaat.
Er zijn verschillende mogelijkheden: dubbele aanhalingstekens voor het citaat en enkele voor de tekst binnen het citaat, of andersom. Het is ook mogelijk om alleen enkele aanhalingstekens te gebruiken. Ook in dit geval raden we aan om consequent één systeem te volgen.
Traditioneel wordt aangeraden om dubbele aanhalingstekens te gebruiken bij een letterlijk citaat, en enkele aanhalingstekens in alle andere gevallen. Tegenwoordig wordt er steeds meer de voorkeur aan gegeven om alleen enkele aanhalingstekens te gebruiken.
Enkele aanhalingstekens worden het meest gebruikt. Ze hebben verschillende functies: ze kunnen onder andere citaten weergeven, ironie aangeven en woorden in zelfnoemfunctie markeren. Dubbele aanhalingstekens worden vrijwel alleen gebruikt om citaten weer te geven.
Regel 1: citeren en benadrukken
In dat geval gebruik je enkele aanhalingstekens voor gesproken tekst en dubbele aanhalingstekens voor benadrukte woorden en zinsdelen.
Aanhalingstekens zet je ergens omheen, bijvoorbeeld om een citaat of een zelfbedacht woord. Ná de beginaanhalingstekens komt nooit een spatie. Vóór de eindaanhalingstekens komt ook nooit een spatie.
Enkele aanhalingstekens '…'
Je gebruikt enkele aanhalingstekens: om een enkel woord te citeren (zin 1); om woorden te markeren die je niet in de letterlijke betekenis gebruikt (zin 2);
Voor de volgorde van de punt en het aanhalingsteken geldt de zogenoemde elda-regel: eerst leesteken, dan aanhalingsteken (of afhalingsteken): Hij zei: "Dat is waar." Hij vroeg: "Is dat waar?" Hij riep: "Dat is toch niet waar!"
Dubbele aanhalingstekens (“deze”) worden in de meeste teksten alleen gebruikt om letterlijke citaten weer te geven. Zo'n citaat kan uit gesproken en uit geschreven taal komen: De Troonrede begint altijd met: “Leden van de Staten-Generaal”. Ze zei vanmorgen nog: “Ik kom op tijd naar huis.”
Gedachten krijgen geen aanhalingstekens.Je schrijft wat iemand denkt verder in een aparte zin die begint met een kleine letter.
Je voegt leestekens toe aan je tekst om de leesbaarheid van de tekst te verhogen. Leestekens kunnen bijvoorbeeld de uitspraak van een woord verduidelijken, de nadruk op een specifiek woord of specifieke woordgroep leggen, een citaat markeren of de intonatie van een zin bepalen.
Voorbeeld: Een citaat Volgens Van Dale is citeren: “een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, meestal met bronvermelding” (2021, p. 221). Tip: Laat nu je tekst online herschrijven.
Zet gesproken tekst altijd tussen aanhalingstekens. Zo is het voor de lezer duidelijk dat er iemand aan het woord is. Klik hier om te lezen hoe wij omgaan met het weergeven van gesproken zinnen. Een tekst wordt levendiger als je gebruik maakt van gesproken zinnen.
Regels voor citeren
Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes waarin achtereenvolgens de achternaam van de auteur(s), het jaartal en paginanummer(s) worden genoemd; Paginanummers worden aangeduid met de afkorting 'p. ' (page).
Als het citaat op zichzelf een vraag is, plaats je het leesteken binnen de aanhalingstekens.Wanneer enkel de inleidende zin een vraag is, plaats je het vraagteken achter het leesteken.
Je plaatst alleen een verwijzing in de tekst, maar neemt geen bronvermelding op in de literatuurlijst. De verwijzing in de tekst bestaat uit de initialen en achternaam van de geïnterviewde, de woorden “persoonlijke communicatie” en de datum waarop je het interview hebt afgenomen.
Bronvermelding in de tekst: citeren
Dat heet citeren en doe je door na het overgenomen stukje tekst de achternaam van de auteur, het publicatiejaar en het paginanummer te vermelden. Let erop dat je leesteken ná het sluiten van de aanhalingstekens komt.
Plaats een citaat altijd tussen aanhalingstekens. Laat deze volgen door een verwijzing tussen haakjes (achternaam auteur(s), jaartal, paginanummers(s), of door de auteur(s) in de tekst te noemen.
Een dubbele punt gebruiken we vóór een opsomming, een citaat, een verklaring, aankondiging, omschrijving, toelichting, conclusie of gedachte. Er komt geen spatie vóór een dubbele punt, wel erna.
Een apostrof, ook wel afkappingsteken of weglatingsteken genoemd, is een leesteken dat de uitspraak van een woord verduidelijkt of aangeeft dat een of meerdere letters van een woord zijn weggelaten. De apostrof ziet eruit als een hoge komma (').
Als een vraagteken tot een citaat behoort, staat het binnen de aanhalingstekens. Als een zin eindigt met zo'n citaat, komt er geen zinseindepunt meer achter het aanhalingsteken. Als het citaat vooraan in de zin staat, kan er een komma volgen na het afsluitende aanhalingsteken, maar die komma kan ook weggelaten worden.