De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
rijk Bacteriën (inclusief de Archaebacteria) rijk Protisten: eencelligen met celkern (eukaryoten). rijk Planten: meercellige eukaryoten die hun eigen voedsel aanmaken door middel van fotosynthese. rijk Dieren of Animalia: meercellige eukaryoten die voedsel extern opnemen.
Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria, Archaea en Eukarya. De eerste twee bestaan helemaal uit eencellige microben. Die geen van allen een celkern hebben. Het derde domein, Eukarya, is dat van organismen mét celkern.
Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
Bacteriën, schimmels, planten en dieren. De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Als je heel oppervlakkig naar alle organismen op aarde kijkt, dan kun je deze indelen in twee hoofdgroepen. Een organisme behoort tot de hoofdgroep der bacteriën, archaea of tot de hoofdgroep van de eukaryoten.
Bijna alle planten en algen en enkele bacteriesoorten zijn autotroof. Wanneer een organisme door fotosynthese gebruikmaakt van zonlicht voor het verkrijgen van de benodigde energie, dan is het fotoautotroof.
Schimmels zijn anders dan planten en dieren en vormen dus een aparte groep in de natuur. Dit komt doordat de bouwstenen waaruit ze bestaan, de cellen anders zijn opgebouwd. Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
Is deze paprika levend of dood? Je weet het antwoord al want dat staat in de titel. Onze groenten en fruit zijn opgebouwd uit levende cellen.
Als iets leeft dan vertoont het de levensverschijnselen. Het kan dan bijvoorbeeld eten of bewegen. Als iets dood heeft het geleefd. Het leven van het organisme is voorbij.
Dierlijke cellen hebben geen celwand, maar alleen een celmembraan. De celwand is goed doorlaatbaar voor water met opgeloste stoffen, maar wanneer op de celwand nog een cuticula aanwezig is, zoals bij epidermiscellen van planten, dan wordt watertransport door de celwand sterk tegengegaan.
Ordenen is het indelen van organismen in soorten of grotere groepen, zoals orden en klassen. Je krijgt zo beter grip op de enorme diversiteit in de natuur. Ordenen doe je door te kijken naar kenmerken: dingen die opvallen aan een organisme. Kom je dezelfde kenmerken tegen, dan horen organismen bij elkaar in één groep.
De autotrofe organismen vangen die energie zelf op uit hun milieu en bouwen vervolgens uit anorganische stoffen (koolstofdioxide) eigen organische stoffen (suikers) op. De energie die ze hiervoor nodig hebben komt bij de foto-autotrofen van de zon.
Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. In het molecuul moeten zeker een H-atoom en een C-atoom zitten om de stof organisch te noemen. Veel organische stoffen bevatten ook een O-atoom. Elke stof die geen C of H bevat is zeker een anorganische stof te noemen.
Heterotrofe organismen kunnen, in tegenstelling tot autotrofen, zelf geen energie uit de omgeving in voedsel voor henzelf omzetten en zijn aangewezen op de suikers en andere moleculen met hoge energie-inhoud, aangemaakt door andere organismen.
In totaal worden er bij dieren zo'n 35 stammen onderscheiden, die echter ook weer op diverse hogere niveaus worden gegroepeerd. Het precieze aantal stammen hangt van de auteur af.
Eukaryoten zijn alle organismen waarvan iedere cel een celkern bevat. Naast een celkern hebben de meeste eukaryotische cellen ook andere organellen, zoals mitochondriën en een golgiapparaat. In de cellen van algen en planten komen daarnaast chloroplasten voor.
Een organisme of levend wezen is een levende, materiële entiteit die zich door middel van biologische processen, zoals een eigen stofwisseling, duurzaam in stand houdt. Voorbeelden van organismen zijn dieren, planten, schimmels, protisten, bacteriën en archaea.
De klasse van de zoogdieren wordt bijvoorbeeld onderverdeeld in zo`n dertig orden, waar onder die van de vleermuizen, de walvissen, de roofdieren, de knaagdieren en de primaten.
De overheid is verplicht om de inzameling van huishoudelijk afval te regelen. Bedrijven dienen zelf voor de afvoer van hun afval te zorgen. Afvalinzameling bestaat al lang. In het verleden was afvalinzameling ook een manier om de waarde die in afval zat, te benutten.
Nevengroepen (B-groepen)
Bij de elementen van de nevengroepen wordt de voorlaatste schil (n - 1) aangevuld met elektronen in de d-orbitalen. Omdat ze de overgang vormen tussen s-blok en p-blok noemt men ze nevenelementen, overgangselementen of transitie-elementen.