Het Burgerlijk Wetboek regelt in artikel 1:377a dat een kind recht heeft op omgang 'met zijn ouders en met degene die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat'. Dit betekent dat ook opa en oma een recht op omgang met hun kleinkinderen kunnen hebben.
In het Burgerlijk Wetboek staat uitdrukkelijk geschreven dat grootouders het recht hebben om hun kleinkind te zien en dus omgangsrecht met hun kleinkinderen hebben. Artikel 375bis Burgerlijk Wetboek stelt: “De grootouders hebben het recht persoonlijk contact met het kind te onderhouden.
Geen wettelijk omgangsrecht voor grootouders
Zij zijn bloedverwanten van het kind, net zoals bijvoorbeeld ooms en tantes dat zijn. Grootouders kunnen de rechter alleen vragen om een contactregeling vast te stellen wanneer de band met hun kleinkinderen gekwalificeerd kan worden als een 'nauwe persoonlijke betrekking'.
Bezoekrecht kleinkinderen afdwingen, dus het recht op persoonlijk contact 'opeisen' En als het echt niet anders zou kunnen, dan is er de wet. De wetgever heeft voorzien in het wetsartikel 375bis van het BW waardoor voorkomen wordt dat het contact tussen grootouder en kleinkind wordt verbroken.
Als er sprake is van normale omstandigheden, zou een vader in de gelegenheid moeten worden gesteld om zijn kinderen minimaal om de week een volledig weekend en wekelijks een vaste dag te zien. Daarnaast ben je als ouder verplicht om het contact met de andere ouder bij de kinderen te bevorderen.
Het Burgerlijk Wetboek regelt in artikel 1:377a dat een kind recht heeft op omgang 'met zijn ouders en met degene die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat'. Dit betekent dat ook opa en oma een recht op omgang met hun kleinkinderen kunnen hebben.
Omvang omgangsregeling in de praktijk
Anders dan eens wordt gedacht, bestaat er in de praktijk in principe geen 'minimale omgangsregeling'. Dit komt omdat de omvang van de omgang afhangt van alle omstandigheden van het geval.
Het omgangsrecht is het wederzijdse recht van iemand om op geregelde tijdstippen persoonlijk contact te hebben met een minderjarig kind.
Om daarvoor in aanmerking te komen, moet je de voogdij hebben en moet er wel een hulpvraag zijn. Naar aanleiding daarvan wordt een officiële indicatie gesteld. Je krijgt dan te maken met Bureau Jeugdzorg, die een instantie inschakelt om te bekijken of je de kleinkinderen kunt bieden wat ze nodig hebben.
Het omgangsrecht dat een natuurlijk en zedelijk recht is en dat steunt op de bloedverwantschap zelf en op de wederkerige genegen- heidsbanden tussen familieleden wordt toegekend aan de ouders, grootouders en zelfs aan een oom of tante van het kind (13). Ze heb- ben immers het recht op omgang met dit kind.
De Staatscommissie beveelt verder aan het bestaande verbod voor grootouders om hun kleinkind te adopteren te schrappen. De Staatscommissie meent dat de reden voor dit verbod was dat de wetgever wilde voorkomen dat grootouders de kleinkinderen als het ware van hun eigen ouders zouden kunnen afpakken.
De familierechtbank zal vrijwel alle familiale kwesties behandelen, waardoor mensen geconfronteerd met een echtscheiding en later met de verblijfsregeling voor hun kinderen bij dezelfde rechtbank terechtkomen. Zo zorgt justitie voor een aanpak op maat en met inspraak van alle betrokkenen.
Een bijzonder affectieve band met het kind.
Krachtens artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek kunnen personen die niet principieel omgangsgerechtigd zijn, toch een omgangsrecht toegekend krijgen. Hiervoor moeten zij bewijzen dat zij een bijzonder affectieve band hebben met het kind.
Als u als grootouder een kleinkind in huis neemt, moet u dus vermoedelijk het tarief voor een meerpersoonshuishouden betalen. De woonsituatie op 1 januari is meestal bepalend voor de vaststelling van het tarief. Als uw kleinkind vanaf 1 januari bij u ingeschreven staat, betaalt u dus het hele jaar het hogere tarief.
Binnen Rubicon Jeugdzorg pleegzorg is tot op heden geen grens gesteld aan het aantal pleegkinderen dat binnen een pleeggezin opgenomen kan worden.
Nee, u kunt niet zelf afstand doen van het gezag over uw kind. Het is wel mogelijk om het ouderlijk gezag aan te passen naar eenhoofdig gezag van de andere ouder. De andere ouder heeft dan alleen het gezag. U kunt dit samen met de andere ouder vragen bij de rechter.
Recht op omgang met je kind is dus een wettelijk recht voor vaders. De wet geeft aan dat alleen in uitzonderlijke gevallen dit recht van vader op een omgangsregeling kan komen te vervallen. Moeder kan niet zomaar een omgangsregeling van vader weigeren en het kind weghouden bij vader.
Naar de rechter
U moet een advocaat inschakelen om het verzoek in te dienen bij de rechtbank. De rechter vraagt alle betrokkenen naar hun mening. De rechter beslist in het belang van het kind hoe de omgangsregeling of zorgregeling eruit gaat zien. Reageert u schriftelijk op het verzoek (schriftelijk verweer)?
Juridisch gezien hebben zowel de biologische vader als de juridische vader (na erkenning) recht op omgang met het kind. Ook als je als biologische vader het kind niet hebt erkend heb je recht op omgang. Dit is wettelijk vastgelegd. De omgang van de ouders met het kind wordt doorgaans vastgelegd in een ouderschapsplan.
Een veelvoorkomende omgangsregeling is dat de kinderen gedurende een weekend om de veertien dagen bij de 'niet-inwonende' ouder verblijven. Vaak zijn de kinderen dan ook gedurende de helft van de schoolvakanties bij deze ouder en worden de feestdagen eerlijk verdeeld.
Wat valt onder de alimentatie
Als jullie eenmaal een alimentatiebedrag hebben afgesproken of als de hoogte van de alimentatie is vastgesteld door de rechter, dan vallen in principe alle kosten van de kinderen hieronder. Dus eten, drinken, kleding, kosten voor kinderopvang, zwemles, clubjes enz.
U kunt een voogd aanwijzen in het gezagsregister van de rechtbank, of in uw testament. Wij adviseren u goed na te denken over de vraag wie de voogdij over uw kinderen krijgt. Dit kunnen bijvoorbeeld opa en oma zijn, een ander familielid of een gezamenlijke vriend(in) of kennis.
1:160 BW. Onder een affectieve relatie wordt een liefdesrelatie verstaan. In de meeste gevallen betwist de alimentatiegerechtigde niet dat sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard. Soms begint een relatie vriendschappelijk en gaat daarna over in een liefdesrelatie.