Achterlichten moeten altijd samen branden met dimlicht, grootlicht, stadslicht of mistlicht. Buiten de bebouwde kom moet bij stilstand op een parkeerstrook, parkeerhaven, vluchtstrook en vluchthaven langs autosnelwegen en autowegen in het donker of bij slecht zicht het stadslicht en achterlicht branden.
Dimlichten en grootlichten
Wanneer de dimlichten of de grootlichten aan zijn, branden tegelijkertijd: vooraan de twee standlichten;achteraan de auto twee rode lampen.
Dimlicht. Overdag bij slecht zicht mag u het dimlicht gebruiken. In het donker is het dimlicht verplicht. De dimlichten hoeven niet aan als de mistlichten branden.
Maar, bij mist, sneeuwval of felle regen mag je de dimlichten of mistlichten vooraan ook gebruiken, evenals het mistachterlicht.
Elke auto die na 2010 op de markt is verschenen, heeft ze: dagrijlichten. Vaak aangeduid als DRL (Daytime Running Lights). Het is bijna altijd led-verlichting.
De functie van dimlicht is tweeledig: het maakt je zichtbaar voor overige weggebruikers en het geeft je beter zicht op de weg. Dit in tegenstelling tot dagrijverlichting, waarvan het schijnsel te zwak is om de weg voor je te verlichten.
Het is belangrijk om de visuele signalen te herkennen die voertuigen met DRL onderscheiden van voertuigen met grote koplampen: Dagrijverlichting: De koplampen aan de voorzijde zijn aan, maar de achterlichten blijven uit .
Welke lichten aanzetten om in regenweer te rijden? Als het regent en het zicht minder dan 200 m is, zet dan je standlichten aan. Bij hevige regen (zicht minder dan 100 m) zet je je dimlichten aan, je mistlicht(en) achteraan en eventueel je mistlichten vooraan.
Minder schittering: Gele mistlampen weerkaatsen minder snel op waterdruppels, sneeuw of mist, waardoor er minder schittering is en het zicht verbetert .
Bij veel auto's branden de achterlichten niet in combinatie met dagrijlichten. Dat komt de zichtbaarheid van deze weggebruikers bij slechte weersomstandigheden niet ten goede. “ “En dagrijverlichting is in die omstandigheden gewoonweg niet de juiste verlichting”, benadrukt De Jong.
Je mag deze weg niet inrijden met een brom-, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor.
Dimlichten – Dimlichten zijn de autolichten die u 's nachts het meest gebruikt en zijn naar de grond gericht, zodat ze andere bestuurders niet verblinden. U moet deze aandoen zodra het wat donkerder of schemeriger begint te worden, zelfs als u het gevoel heeft dat u zonder goed genoeg kunt zien.
Overdag voer je dagrijverlichting of dimlicht
Sinds 2011 hebben nieuwe auto's standaard dagrijverlichting, ook wel afgekort tot DRL (Daytime Running Lights). Overdag schakelen auto's automatisch de dagrijverlichting in. Wat veel mensen echter niet weten, is dat alleen de koplampen dan branden.
Mistlampen voor zijn niet verplicht, maar zeker wel nuttig. Het gebruik van mistlichten is toegestaan als door mist, sneeuw of regenval het zicht ernstig belemmerd is (in Nederland: minder dan 200 meter zicht). Mistlampen mogen de dimlichten of de grootlichten vervangen, of gelijktijdig met deze lichten branden.
Het is belangrijk dat wanneer je een tunnel nadert je handmatig het dimlicht aanzet. Ook in tunnels geldt dat dagrijverlichting niet genoeg is om goed zichtbaar te zijn. Zeker aangezien niet iedere auto voorzien is van dagrijverlichting aan de achterzijde van het voertuig.
Hoewel er steeds meer auto's uitgerust zijn met dagrijverlichting is het nog steeds niet verplicht in Nederland. Als u overdag met kapotte dagrijverlichting rijdt zult u hier dan ook niet beboet voor worden. Wel als u met een kapot dimlicht of grootlicht gaat rijden bij slecht zicht of in de nacht.
Voor dikke mist en sneeuw zijn gele of amberkleurige lampen met hun verminderde schittering en oogbelasting optimaal. Bij minder zware mist en wisselende omstandigheden kunnen witte lampen met hun hogere verlichting veelzijdiger zijn.
Gele lichten zijn de beste kleuren van mistlampen omdat ze op je netvlies vallen op een manier die je in staat stelt om je op de weg te concentreren. Constant naar wit licht staren kan het oog frustreren, en donkere kleuren zoals blauw en groen hebben een beperkte golflengte.
Om licht effectief door mist te laten dringen, maakt de kleur - geel of wit - geen verschil . Beide zijn even effectief (of ineffectief) in dergelijke omstandigheden. Dus, wanneer u verlichting voor mist kiest, richt u dan op helderheid en bundelontwerp in plaats van kleur.
Gebruik de koplampen: Zet uw koplampen aan wanneer het regent of bewolkt is. Gebruik alleen uw normale koplampen . Gebruik uw grootlicht niet, omdat het andere bestuurders en uzelf kan verblinden, omdat de felle lichten weerkaatsen op de regenvlagen. Uw mistlampen helpen ook niet veel.
Zodra je minder dan 100 meter ver kan zien door mist of als het sneeuwt moet je je achtermistlicht(en) opzetten. Als het fel regent, moet je je achtermistlicht(en) altijd opzetten.
Dimlicht
Dimlicht is de verlichting die je standaard moet gebruiken wanneer het donker is. Als overdag je zicht belemmerd wordt door weersinvloeden als mist, hagel, regen of sneeuw, dan moet het dimlicht ook overdag aan.
Dagrijverlichting (DRL, ook wel daytime running lights genoemd) is een verlichtingsvoorziening die zich aan de voorzijde van een voertuig bevindt.
Koplampen: Groot licht of dimlicht. Dagrijverlichting (DRL's) : Felle koplampen, automatisch geactiveerd. Zijlichten: Dimlichten in de koplampunits. Mistachterlichten: Een enkel of dubbel rood licht. Mistvoorlichten: Kleine witte lampjes, laag in de bumper geplaatst.
De dagrijlichten , bochtlichten, en hoeklichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen.