Wanneer men voortbouwt op foutieve argumenten is er sprake van een drogredenering. Een voorbeeld van een drogredenering is 'Mijn oma dronk elke dag wijn en zij is 100 geworden, dus alcohol is helemaal niet gevaarlijk'. In dit argument wordt een overhaaste generalisatie gemaakt.
Empirisch argument = ervaringsfeit. Beroep op autoriteit = beroep op iemand met veel verstand van de desbetreffende zaak. Vergelijking als argument = verwijzen naar hoe het ook kan/ging/etc. Moreel argument = ontleend aan idealen of religie.
Een drogreden is een redenering die niet helemaal opgaat. Iemand suggereert een geloofwaardig verband tussen twee dingen, maar als je scherp luistert, is de redenering veel te kort door de bocht.
De cirkelredenering is een discussiefout waarbij iemand een argument opvoert dat gelijk is aan het standpunt. Bijvoorbeeld: Ik vind Kees geen aardige man, want ik mag hem niet zo.” of met iets meer uitgebreider. Je hebt geen goede literaire smaak, want je leest Kluun en niet Grunberg.
Een drogreden, schijnreden of sofisme is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt.
Het beroep op autoriteit of argumentum ad verecundiam (Latijn voor 'argument uit respect') is een wijze van redeneren waarbij een bewering berust op de autoriteit of de geloofwaardigheid van degene die de bewering doet. Wanneer de argumentatie foutief gebruikt wordt, is het een drogreden.
De kernboodschap van omgaan met drogredenen is: Alles wat je aandacht geeft dat groeit. Weet dus bewust waar je de focus op wilt leggen. Over het algemeen is dat dus niet op de drogreden maar wil je terug naar de inhoud die van belang is.
Een drogreden is een vrij breed begrip voor een redenering waar iets niet aan klopt maar die op het eerste gezicht of gehoor wel aannemlijk lijkt.
Voorbeeld: Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen).
Een feit is iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren.
Argumenten over de gevoelens die de tekst bij de lezer oproept (emotieve argumenten). Raakt het verhaal je? Hoe komt de sfeer van het verhaal over? Je gebruikt in je argumentatie bijvoorbeeld woorden als beklemmend, meeslepend, fascinerend, aangrijpend, verrassend, ontroerend.
doet ter zake en ondersteunt je standpunt op een constructieve manier; weerlegt mogelijke tegenargumenten; is belangrijk en dwingend zodat de tegenpartij het niet zomaar naast zich kan neerleggen.
Een vals dilemma is in feite een simpele keuze die je iemand voorlegt waarbij hij of zij slechts uit twee opties kan kiezen. “Het is A of B!” Daarmee kan je het iemand makkelijk maken door bijvoorbeeld optie A de voor de hand liggende optie te maken ten opzichte van optie B.
Een waarderend argument is een uitspraak met een waarde-oordeel, de schrijver/spreker vindt iets (goed-slecht, mooi-lelijk, waardevol-waardeloos, wenselijk-onwenselijk). Deze argumenten moet je dan ook onderbouwen: je moet vertellen waarom jij dit een goed argument vindt.
Onjuiste vergelijking
Als je een figuurlijke vergelijking gebruikt kan je dat alleen gebruiken om iets uit te leggen of duidelijk te maken, maar niet om iets te bewijzen, waar wel vaak vanuit gegaan wordt.
Een persoonlijke aanval is in de taal een geschreven of gesproken uiting die tot doel heeft andere persoon te kwetsen. Persoonlijke aanvallen komen in allerlei verschillende situaties voor.
In een betoog wil je, net als tijdens een debat, anderen overtuigen om jouw standpunt in te nemen. Dit doe je door argumenten te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp.
Een onjuist beroep op een autoriteit
Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak. Voorbeeld: De economie is alleen nog te redden als de Nederlandse staat eigenaar wordt van alle banken.
Een overhaaste generalisatie, ook bekend als de "wet van de kleine aantallen" (de tegenhanger van de "wet van de grote aantallen"), "secundum quid" of "overgeneralisatie", is een drogreden waarbij een standpunt wordt beargumenteerd op basis van te weinig en niet-representatieve gegevens.
Een ervaring kan gebruikt worden als een feit. We spreken dan van een empirisch argument. Iemand kan aan het woord gelaten worden die veel van het onderwerp afweet. Er wordt dus een beroep op gezag gedaan.
Een argument: moet steekhoudend zijn: met andere woorden het moet kloppen. moet altijd gaan over het onderwerp waar discussie of meningsverschil over is. is het meest krachtig wanneer het gebaseerd is op feiten, feitelijkheden en in sommige gevallen cijfers.
Dit gebeurt bijvoorbeeld als de handelingen/kenmerken van één of enkele personen wordt gezien als kenmerk van een grote groep. Dit heeft een negatieve bijklank en leidt tot vooroordelen. Ook stereotypen van een groep zijn onjuiste generalisaties.