Ten eerste was er de standensamenleving in Frankrijk. Deze bestond uit de drie standen adel, geestelijkheid en de burgerij.
Frankrijk was in die tijd een standenmaatschappij. Er waren drie standen de eerste stand was de geestelijkheid, de tweede stand was de adel en de derde stand waren de boeren, ambachtslui en burgers. De meeste mensen behoorden tot de derde stand.
Standen. In de 18de eeuw kende Frankrijk drie standen: de adel (baronnen, hertogen), de geestelijkheid (de kerk) en de burgerij (Derde Stand).
We onderscheiden over het algemeen drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers. Onder de geestelijkheid rekenen we de mensen die in de kerk werkten, zoals monniken, priesters, bisschoppen en nonnen. Er was een constante strijd tussen de geestelijkheid en de adel om de macht.
de eerste stand, de geestelijkheid;de tweede stand, de adel;de derde stand, op het platteland de boeren, en in de steden de burgers.
De tweede stand was de adel. Ook zij hadden veel voorrechten. De adel hoefde ook geen belastingen te betalen en hoefde geen arbeid te verrichten. Zij hadden ook het vruchtgebruik wanneer ze leenden bij een leenman (zie leenstelsel).
De eerste stand was de geestelijkheid. De mensen in deze groep werden ook wel 'zij die bidden genoemd'. Dit waren namelijk mensen die zich bezig hielden met het geloof: de bisschoppen, monniken en priesters. Aan het hoofd van de kerk stond de paus.
De derde stand: de boeren. Zij moesten ervoor zorgen dat iedereen te eten had in de samenleving. Dit was de grootste groep mensen, maar zij hadden in de Middeleeuwen de minste macht.
De adel en geestelijkheid, ondanks dat ze slechts 2% van de bevolking waren, hadden grote vrijheden en hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen. Hierdoor was Frankrijk een goed voorbeeld van een standenmaatschappij.
De standenmaatschappij
Er waren drie standen. De laagste stand is de burgerij: de gewone, werkende, mensen. Tot de burgerij behoren zowel ambachtslieden als (onvrije) boeren. De middelste stand was de adel: koningen, ridders, hertogen, graven.
Naam. Frankrijk (in het Frans: France) is afgeleid van het Latijnse Francia, dat "land van de Franken" betekent. De Franken waren een Germaans volk uit wiens koninkrijk de Franse staat is ontstaan.
De Terreur is een van de meest tot de verbeelding sprekende episodes in de Franse Revolutie. Tussen het afzetten van koning Lodewijk XVI in augustus 1792 en de zomer van 1794 werden duizenden vermeende tegenstanders van de revolutie onder de guillotine ter dood gebracht.
De girondijnen waren voorstander van een imperialistische politiek. Ze waren voor het exporteren van de Revolutie naar de rest van Europa en verklaarden Engeland, Oostenrijk, de Nederlandse Republiek en Spanje de oorlog, ook bekend als de Eerste Coalitieoorlog.
Met clerus wordt meestal de rooms-katholieke geestelijkheid bedoeld: alle geestelijken van een kerk of land, oftewel iedereen die tot diaken, priester of bisschop is gewijd. Het christelijk Latijnse woord clerus gaat terug op het Griekse klèros, dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt voor 'de geestelijken'.
Wantrouwen van de 'gewone bevolking' ten opzichte van koning en de aristocratie is kort samengevat de hoofdoorzaak van de bestorming van de Bastille. De druppel was vermoedelijk dat de populaire minister Jacques Necker werd ontslagen. Met name de hogere burgerij had zich door deze minister vertegenwoordigd gevoeld.
Op uitnodiging van Zijne Majesteit de Koning brengt de president van de Republiek Frankrijk, Emmanuel Macron, dinsdag 11 en woensdag 12 april 2023 een staatsbezoek aan Nederland. Hij wordt daarbij vergezeld door zijn echtgenote Brigitte Macron.
Van grote betekenis is geweest dat hij in de gebieden waarover hij macht uitoefent, het bestuur en de rechtspraak moderniseert. Ook voert hij nieuwe maten en gewichten in: de meter en de (kilo)gram. Bovendien wordt er een burgerlijke stand geïntroduceerd, waardoor iedereen verplicht een familienaam moet aannemen.
De naam van het onderdeel alludeert natuurlijk op de historische Bestorming van de Bastille in Parijs, op 14 juli 1789. De verovering van het Middeleeuwse fort dat als gevangenis werd gebruikt, wordt gezin als het beginpunt van de Franse Revolutie, een periode van verandering.
Typische kenmerken daarvoor waren de absolute monarchie, het bestaan van talrijke privileges, een standenmaatschappij, een bevoorrechte staatskerk en een territoriale indeling met grote verschillen in bestuur en recht.
De adel moet beschermen en besturen, de geestelijkheid dient te bidden en te onderwijzen en de boeren moeten voor het voedsel zorgen. Op die manier zijn de drie standen volstrekt van elkaar afhankelijk.
De derde stand was erg ontevreden over hun eigen situatie: zij betaalden wel alle belasting, maar hadden geen invloed op het bestuur van het land. De Franse koning Lodewijk XVI had veel geld nodig om de enorme uitgaven voor het leger en de dure paleizen te betalen.
Met de Staatsgreep van 18 Brumaire VIII (9 november 1799) greep Napoleon Bonaparte de macht. Deze staatsgreep markeert het einde van de Franse Revolutie. Hierop volgde de periode van het Consulaat (1799-1804), met Napoleon als alleenheerser.
De Nederlandse maatschappij in de eerste helft der 19e eeuw was een standenmaatschappij. Zij bestond uit twee standen.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.