We gebruiken hierbij het COM-B-model dat ervan uitgaat dat er drie factoren (Capaciteit, Omgeving en Motivatie) van invloed zijn op het gedrag (Behaviour).
Gedrag wordt mede bepaald door het endocriene systeem en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een soort organisme hangt samen met de evolutionair bepaalde complexiteit van zijn zenuwstelsel. Organismen met complexe zenuwstelsels hebben een groter vermogen tot leren en daardoor tot gedragsaanpassing.
Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Groepen van samenhangende handelingen. Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. De handelingen in een gedragssysteem hebben meestal een gemeenschappelijk doel en volgen elkaar vaak op in een vaste volgorde .
Iets kunnen is afhanke- lijk van vaardigheden, middelen en de situatie (denk aan tijd en stress).Ook het gevoel dat je het kunt (eigen effectiviteit) speelt een grote rol. Het gevoel competent te zijn, is belangrijk voor intrinsieke motivatie. Dit gevoel is makkelijker te beïnvloeden dan vaardigheden en middelen.
Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen (direct waarneembaar voor anderen en jezelf), niet-waarneembare handelingen (innerlijk gedrag) of onbewuste (reflexmatige) handelingen. Veel gedragingen hebben een erfelijke basis. Hoe groot die invloed van de erfelijke factoren is, is niet precies vast te stellen.
Belangrijke gezondheidsdeterminanten zijn endogeen, exogeen, leefstijl en gezondheidsgedrag, en medische zorg en preventie. Endogene gezondheidsdeterminanten zijn factoren in de mens die invloed hebben op gezondheid en op het ontstaan van gezondheidsproblemen.
Het kan het gevolg zijn van een psychische stoornis, zoals depressie en trauma, maar de oorzaak kan ook lichamelijk zijn, als bijwerking van bepaalde geneesmiddelen, bij drugsgebruik, alcoholverslaving en dementie.
Gedrag is dus alles wat we doen en laten. Alles wat we doen uit onszelf, maar ook alles wat we doen als reactie op hetgeen om ons heen gebeurt. Gedrag is evolutionair gezien van levensbelang voor de mens: het bouwt een gemeenschappelijke visie en leidt daarmee tot groepsvorming.
Genen en omgeving zijn twee elementen die samen een rol spelen. De vraag is dus niet of gedrag bepaald wordt door genen of omgeving, maar wel hoe genen en omgeving samen gedrag beïnvloeden. Zo kunnen genetische kenmerken van een persoon meer of minder tot uiting komen in een bepaalde omgeving.
Enkele voorbeelden van wat gedrag wel is
Het opstaan van een stoel; Een formulier invullen; Antwoord geven op een vraag; Het trekken aan een touw.
Voor de analyse van het doelgedrag biedt de zogeheten Poiesz-structuur een goede basis. Theo Poiesz, hoogleraar Economische Psychologie, stelt dat gedrag alleen verandert als capaciteit, motivatie en gelegenheid (de voorzieningen) alle drie in voldoende mate aanwezig zijn.
We gedragen ons op een bepaalde manier omdat we een doel willen bereiken. Door iets vast te pakken, in te drukken, hardop te zeggen, te zwijgen of een beweging te maken. We hebben duizenden manieren om gedrag te laten zien. Dat geldt niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
20 mei 2019 – Tientallen jaren familieonderzoek heeft aangetoond dat bijna alle vormen van menselijk gedrag voor een deel erfelijk zijn. Fleur Meddens laat met haar onderzoek zien dat het voorspellen van menselijk gedrag vanaf nu ook mogelijk wordt aan de hand van DNA.
Bij concreet horen een aantal gedragskenmerken: Je houdt van duidelijkheid. Structuur vind je belangrijk. Je praat graag over tastbare zaken.
Gedragsverandering is een proces waarbij gedragsroutines aangepast worden om te streven naar een nieuw, verbeterd doelgedrag. Gedragsverandering gaat over tastbare acties, interventies en andere ingrepen met als doel om een structurele verandering teweeg te brengen.
Veranderd gedrag is gedrag die afwijkend is van iemands normale gedrag. De term dekt een scala aan toestanden die het gevolg kunnen zijn van plotseling optreden van fluctuerende verstoringen van bewustzijn, aandacht, waarneming, geheugen, oriëntatie- vermogen, denken, slaapwaakritme en psychomotorisch gedrag.
Iemand kan niet zomaar van de ene op de andere dag veranderen. Veranderen is een proces dat tijd kost en waar gedrag zich op een andere manier moet gaan vormen. Het kan zo zijn dat iemand andere dingen belangrijker gaat vinden dan voorheen. Dat proces gaat meestal gaandeweg en niet opeens.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
Ongewenst gedrag is onderling gedrag dat als bedreigend, vernederend of intimiderend wordt ervaren. Voorbeelden van ongewenst gedrag zijn seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld en pesten.
Instinct is in de gedragsbiologie een aangeboren en soortspecifiek gedragspatroon, waarbij individuele cognitie, in de vorm van opgedane ervaring of leren, geen rol speelt. Het instinct van een dierlijk organisme is genetisch vastgelegd.
Factoren die invloed hebben op het ontstaan van een ziekte of het beloop ervan noemen we determinanten. Vijf belangrijke determinanten van de gezondheid zijn ongezonde voeding, weinig bewegen, problematisch alcoholgebruik, psychosociale arbeidsbelasting en slechte luchtkwaliteit.
Leefstijlfactoren worden ook wel gedragsfactoren genoemd. Bij leefstijlfactoren gaat het om gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid, zoals lichaamsbeweging, roken, drugsgebruik, overmatig alcoholgebruik, seksueel risicogedrag, slapen en social media en gamen.
Gedrag verklaren
Er zijn drie factoren die de intentie beïnvloeden: de eigen opvattingen (attitude); opvattingen van anderen (subjectieve normen) en het vertrouwen dat iemand heeft om het gedrag uit te kunnen voeren (eigen effectiviteit).