Vogels, katten, schapen en veel andere dieren hebben een vaste lichaamstemperatuur. Ze moeten warm blijven, ook als het buiten koud wordt, in de winter dus. Veel dieren hebben daarom een warme wintervacht van stevige lange haren met daar tussen dikke, wollige haren. Tussen deze wollige haren zit veel lucht.
Een wintervacht bestaat uit stevige lange haren en dikke wollige haren. Tussen deze wollige haren zit veel lucht. Deze lucht houdt de warmte vast waardoor de dieren het lekker warm houden in de winter. Ook vogels hebben een soort wintervacht.
De hazelmuis is zeker niet het enige dier dat de winter slapend doorbrengt. Ook eikelmuizen, vleermuizen en egels zijn 's winters van de wereld. Sommige dieren zoals dassen en eekhoorns, gaan wel in rust, maar komen regelmatig tevoorschijn om wat te eten.
Wintervacht: Sommige dieren zoals herten, schapen, zwijnen en paarden kunnen in de winter nog aan eten komen. Ze eten dan minder lekkere dingen zoals boomschors. Dan hebben ze genoeg te eten in de winter. Om tegen de kou te kunnen krijgen ze in de winter een dikke vacht.
De vos overwintert in zijn hol, maar houdt geen winterslaap. Het hol is zelf gegraven of van een konijn of een das. De doorsnee van de pijp (gang naar het hol) is ongeveer 20 cm. Het komt voor dat vossen zelfs hun hol delen met konijnen en dassen.
Afmetingen: Kop-romplengte: 50 – 80 cm Staart: 33 – 50 cm (ongeveer 1/3 lichaamslengte) Gewicht: 3.5 – 14 kg Het mannetje (rekel) is groter dan het vrouwtje (moer) en vossen in het noorden van Europa zijn iets groter dan die in het zuiden.
Leefwijze en voedsel
Een konijn is plaatstrouw en houdt geen winterslaap. Meestal wonen de konijnen in uitgebreide, zelfgegraven gangenstelsels met vele gangen en kamers (wrangen), maar soms wonen ze in oude vossen- of dassenburchten.
Naast vele vogels zijn er ook andere dieren die migreren. Voorbeelden hiervan zijn sommige soorten vlinders, padden, palingen, walvissen, rendieren, gnoes en zeeschildpadden. Vlinders die migreren zijn de monarchvlinder, de oranje luzernevlinder en de bogongvlinder.
Sommige vlinders kruipen weg in een beschut hoekje in een schuur of in een holle boom. Ze houden een soort winterslaap en komen in de lente weer tevoorschijn. De citroenvlinder is een taaie: die gaat gewoon ergens aan een blad of een takje hangen en kan zelfs overleven als de temperatuur onder nul komt.
Veel kleinere zoogdieren, zoals vleermuizen, muizen en egels, houden een winterslaap. Verder slapen reptielen en amfibieën die zich in de buurt van water ophouden, zoals kikkers en krokodillen, graag in de winter. Zij duiken dan meestal onder en graven zich in de modder in.
Ook bij ongewervelde diersoorten als schorpioenen, bijen en fruitvliegjes zien onderzoekers slaap: ze hebben elke dag periodes waarin ze nauwelijks bewegen en niet meer reageren op prikkels.
Kou kost vogels extra energie om warm te blijven. Ze beschikken over een uitstekende isolatielaag; dons geldt als een van de best isolerende materialen ter wereld en de buitenlaag van veren maakt dat vogels veel kunnen hebben. Maar de interne kachel moet wel blijven branden en daar is voedsel voor nodig.
Zo zijn schapen, geiten en ezels minder bestand tegen regen dan runderen en paarden. Volwassen runderen, paarden en schapen die gezond zijn, goed gevoed zijn, en een goede wintervacht hebben, kunnen tegen de vrieskou. Jonge onvolwassen dieren en oude dieren horen niet thuis op een weide als het vriest.
Veel kleinere zoogdieren, zoals vleermuizen en egels, houden een winterslaap. En ook reptielen en amfibieën die zich in de buurt van water ophouden zoals kikkers en krokodillen. Die duiken dan meestal onder en graven zich in de modder in. Of beestjes die onder de grond zitten zoals wormen.
Veel dieren in het wild hebben een boven- en ondervacht, waar ook weer lucht tussen zit ter isolatie. De haartjes op de onderste huid zijn kort, dik en staan dicht op elkaar, wat hen extra warmte geeft tijdens de kou.
In de winter zijn ze in een warmer land dan in de zomer. Vogels die heen en weer reizen tussen een zomergebied en een wintergebied noem je trekvogels. Sommige vogels trekken een paar honderd kilometer weg, bijvoorbeeld van Nederland naar Zuid-Frankrijk. Andere vliegen wel duizenden kilometers, zoals naar Zuid- Afrika.
Tijdens de winterslaap zakt de lichaamstemperatuur flink (tot enige graden boven of soms zelfs rondom het vriespunt), en de ademhaling en het hartritme worden op een laag pitje gezet om energie te besparen.” Sommige diersoorten slapen de hele winter door, andere worden een paar keer tussendoor wakker.
Ongewervelde dieren, zoals insecten, wormen, week- en holtedieren, hebben een heel eenvoudig of helemaal geen hart.
Keizerpinguïns dragen een soort onzichtbaar schild van koude lucht dat ervoor zorgt dat de vogels hun lichaamswarmte niet verliezen. Hierdoor kunnen de vogels overleven in de temperaturen ver onder de nul graden Celsius op Antarctica.
Keizerspinguïns zijn extreem goed in staat om warm te blijven in de ijskoude Antarctische winters. In de dichte kluwens die ze vormen, soms van wel honderden vogels, wordt de warmte zo goed vastgehouden dat de pinguïns het er niet heel lang kunnen volhouden: ze krijgen het te heet.
Zet het konijnenhok op een beschutte plek, dus niet pal in regen, sneeuw en koude wind. Konijnen kunnen niet tegen vocht en tocht. Zorg ook voor een schuilhokje in het konijnenhok.
Een voedster of moer is een vrouwelijk konijn.
Konijnen kunnen heel erg trillen als ze erg gestressd/bang zijn. Laat hem rustig wennen aan zn nieuwe omgeving en houd vooral het eten/drinken en keutelen goed in de gaten.