Een zygote is een voorbeeld van een totipotente stamcel. De totipotente stamcel is in staat om (in het juiste milieu) uit te groeien tot een compleet organisme. Een embryo bestaat in eerste instantie enkel uit totipotente stamcellen. Later gaan deze zich specialiseren en vormen ze cellen met elk een eigen functie.
Van volwassen cellen naar pluripotente stamcellen
Pluripotente stamcellen zijn stamcellen die nog álle cellen van het lichaam kunnen maken. iPSC zijn volwassen, 'gedifferentieerde' cellen, zoals huid- of bloedcellen, die worden geherprogrammeerd tot pluripotente stamcellen.
Totipotente stamcellen
Wanneer een zaadcel versmelt met een eicel ontstaat een zygote. Een zygote is een voorbeeld van een totipotente stamcel.
Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen, wat betekent dat ze nog niet gespecialiseerd zijn voor een specifieke functie in het lichaam.
(un-DIH-feh-REN-shee-AY-ted) Een term die wordt gebruikt om cellen of weefsels te beschrijven die geen gespecialiseerde ("volwassen") structuren of functies hebben . Ongedifferentieerde kankercellen groeien en verspreiden zich vaak snel.
De verschillende soorten cellen hebben ieder een eigen taak in ons lichaam, bijvoorbeeld: Zenuwcellen: de zenuwcellen geleiden elektrische impulsen. Kraakbeencellen: deze cellen zorgen voor flexibiliteit en stevigheid in het kraakbeen. Botcellen: de botcellen zorgen voor stevigheid.
Maakt het beenmerg van je kind geen of onvoldoende nieuwe bloedcellen aan, dan heeft je kind beenmergfalen. Het kan zijn dat één van de cellijnen niet wordt aangemaakt, bijvoorbeeld de bloedplaatjes. Maar ook alledrie de cellijnen kunnen uitgevallen zijn (de rode en witte bloedcellen en de bloedplaatjes).
Als bij de bevruchting de eicel bevrucht wordt door een zaadcel met een X chromosoom heeft het embryo dus alleen X chromosomen (X-X) en is het een meisje. Wordt de eicel bevrucht door een zaadcel met een Y chromosoom dan heeft het embryo zowel een X als een Y chromosoom en is het dus een jongetje (X-Y).
Het beenmerg bevindt zich in de botten. In het beenmerg leven de stamcellen. Door deling en rijping ontstaan uit deze stamcellen de rode en witte bloedcellen en de bloedplaatjes.
Een voorbeeld van multipotente stamcellen zijn bloedstamcellen. Deze kunnen alleen bloedcellen maken maar bijvoorbeeld geen huidcellen of darmcellen. Pluripotente stamcellen. Deze stamcellen kunnen nog álle cellen van het lichaam maken.
Embryonale stamcellen (ESC's) en geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSC's) zijn pluripotente stamcellen (PSC's) die zich gedurende een lange periode in cultuur kunnen delen. Ze hebben het potentieel om te differentiëren en elk celtype te worden dat in het menselijk lichaam voorkomt.
Hematopoiese is de vorming en ontwikkeling van bloedcellen in het beenmerg. Het beenmerg bevat twee soorten stamcellen: mesenchymale en hematopoietische. Het proces waarbij de verschillende bloedcellen zich ontwikkelen uit pluripotente stam- cellen noemen we hematopoiese.
Meristeemcellen hebben de mogelijkheid om te delen en te differentiëren gedurende het hele plantenleven. Daarom worden meristeemcellen totipotent genoemd.
Pluripotente stamcellen zijn cellen die zich kunnen ontwikkelen tot alle drie de kiemlagen van het embryo, maar zich niet meer kunnen ontwikkelen tot extra-embryonale cellen zoals placenta cellen. Deze cellen kunnen zich in potentie dus nog ontwikkelen tot alle verschillende soorten cellen binnen een organisme.
Daarentegen kan totipotentie worden gedefinieerd als het vermogen van een cel om bij te dragen aan alle afstammingslijnen in een organisme (Ishiuchi & Torres-Padilla, 2013; Condic, 2014; Posfai et al, 2021). Volgens deze definitie is de zygote, gevormd door de fusie van een eicel en een spermacel, totipotent .
Het is niet steeds precies gehalveerd. Van de 50 procent die een vader van zijn DNA doorgeeft aan zijn kind kan bijvoorbeeld 20 procent te herleiden zijn tot zijn vader en 30 procent tot zijn moeder.
Een autosomaal chromosoom is een chromosoom dat geen geslachtschromosoom is. De autosomen zijn dus gelijk bij de man en de vrouw. Deze 22 chromosomenparen bevatten genen die coderen voor bijvoorbeeld lengte, huidtype en oogkleur.
Normaal gesproken bepalen we het geslacht van een kind aan de hand van de geslachthormonen. Een meisje heeft 46 XX chromosomen en een jongen 46 XY chromosomen. Maar er zijn ook meisjes die 46 XY chromosomen hebben en jongens die 46 XX chromosomen hebben.
Van de genoemde cellen - hartcellen, collageencellen, niercellen en levercellen - zijn de cellen die NIET elke zes tot negen maanden worden vervangen hartcellen. Hartcellen, of hartspiercellen, hebben zeer beperkte mogelijkheden voor zelfherstel en delen of vervangen zichzelf niet vaak zoals andere cellen dat doen.
In plaats van een volledig orgaan te vervangen, worden enkel orgaanspecifieke cellen getransplanteerd: cellen van de hartspier na een hartinfarct, van het gewricht bij artrose, van de pancreas bij diabetes of van het ruggenmerg bij bepaalde vormen van verlamming.
De placenta vormt een scheiding tussen de bloedsomloop van de moeder en de bloedsomloop van het embryo. Voedingsstoffen gaan van de moeder naar het embryo door middel van de placenta.
T-cellen herkennen vreemde cellen, zoals kankercellen, met hun 'voelsprieten', de T-celreceptoren. Deze receptoren controleren of cellen er normaal uitzien. Als de receptor een kankercel herkent, maakt de T-cel stoffen aan om de kankercel te doden.
Waar worden bloedcellen gemaakt? Bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg (het binnenste van je botten). Als de cellen rijp zijn, zwermen ze uit naar de bloedbaan waar ze door het plasma vervoerd worden door het lichaam. Eenmaal in de bloedbaan hebben bloedcellen een beperkte levensduur.
De cellen zijn van verschillende typen met een unieke eigen functie. Geschat wordt dat er meer dan 200 verschillende typen cellen aanwezig zijn in een volwassen mens . Enkele daarvan zijn als volgt: Stamcellen: Dit zijn de primaire cellen waaruit alle andere cellen ontstaan.