38,2% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-positief (0+). Deze bloedgroep komt het vaakst voor in ons land. Als je bloedgroep 0-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep 0-positief, A-positief, B-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
De meest voorkomende bloedgroep in Nederland is bloedgroep O (47%), daarna volgt bloedgroep A (42%). De bloedgroepen die minder vaak voorkomen zijn bloedgroep B (8%) en AB (3%).
Patiënten met bloedgroep 0-positief, A-positief, B-positief en AB-positief kunnen jouw bloed ontvangen. Patiënten met alle bloedgroepen kunnen jouw bloed ontvangen. Donors met bloedgroep 0-negatief worden daarom ook wel universele donors genoemd.
Volgens het bloedgroepdieet is iemand met bloedgroep O een vleeseter met een sterke spijsvertering en een overactief immuunsysteem. Bij deze bloedgroep wordt het advies gegeven om vooral mager chemicaliënvrij vlees, gevogelte, vis en schaaldieren, olie, noten en zaden, groenten, fruit en sappen te kiezen.
Bloedgroep 0 is de koning der bloedgroepen
Onderzoek wees namelijk uit dat mensen met bloedgroep A, B en AB 15% meer risico lopen te overlijden aan hart- en vaatziekten dan diegenen met bloedgroep 0. Bovendien lijkt het erop dat bloedgroep 0 je lichaam ook beschermt tegen kanker.
Mensen die tot de bloedgroep O behoren, worden ook wel 'universele donors' genoemd omdat ze hun rode bloedlichaampjes aan gelijk welke ontvanger kunnen doneren. De bloedgroep O- wordt voornamelijk gebruikt in noodgevallen.
Een donor met bloedgroep AB noemen we 'de universele ontvanger'. Deze donor kan uitsluitend aan een patiënt met bloedgroep AB doneren. Wanneer een patiënt met bloedgroep AB zelf een orgaan nodig heeft, kan hij ontvangen van de bloedgroepen A, B, AB en 0.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Als uw bloedgroep Rhesus D negatief of Rhesus C negatief is, kan uw lichaam antistoffen gaan aanmaken tegen het bloed van uw kindje. Tijdens de zwangerschap kan bloed van het kind in het bloed van de moeder komen. Bij de geboorte is de kans dat dit gebeurt zelfs vrij groot.
Bloedgroep O was van de jager-verzamelaar, de oudste mens. Bloedgroep A zou volgens hem zo'n 20 duizend jaar geleden ontstaan zijn en zou passen bij de agrariër, de sedentaire mens die vooral groente verbouwde. Later ontstond toen bloedgroep B die meer paste bij boeren met melkvee.
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
Zeldzamer zijn B+ (8,5%) en AB+ (4%). Bloed zonder resusfactor is veel minder frequent: O- (7%), A- (6%), B- (1,5%) en AB- (1%). Om zoveel mogelijk complicaties uit te sluiten, geven ziekenhuizen patiënten bij voorkeur bloed van dezelfde bloedgroep.
Bloedgroep O-negatief
6,8% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-negatief (O-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam in Nederland, maar het voordeel is dat patiënten met alle bloedgroepen bloed van donors met bloedgroep 0-negatief kunnen ontvangen. Ze worden daarom ook wel universele donors genoemd.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Je mag bloed geven aan iedereen ongeacht de bloedgroep, maar mag zelf enkel bloed ontvangen van O-.
De meeste mensen hebben bloedgroep O (47 procent) of A (42 procent). Bloedgroepen B (8 procent) en AB (3 procent) komen beduidend minder voor en daar is dan ook een stuk minder van nodig.
Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.
Er zit goud in je bloed
Het lichaam bevat zo'n 0,2 milligram goud – waarvan het grootste deel zich in je bloed bevindt. Even snel rekenen: om een gouden ring van 8 gram te kunnen maken, moet je dus het bloed van 40.000 mensen aftappen.
Heb je al eens bloed laten prikken door een arts? Dan staat je bloedgroep mogelijk al in je medisch dossier. Een andere manier om erachter te komen: bloed doneren. Ook dan wordt namelijk altijd je bloedgroep bepaald.
Deze antistoffen kunnen het bloed van het kind afbreken. Het kind krijgt dan bloedarmoede. De officiële naam voor deze ziekte is 'hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene ( HZFP hemolytische ziekte van foetus en pasgeborene (hemolytische ziekte van foetus en pasgeborene))'. We noemen het ook wel Rhesusziekte.
Bij zwangere vrouwen wordt de Rhesus D-bloedgroep bepaald. Vrouwen met bloedgroep Rhesus D-negatief krijgen tijdens de zwangerschap extra aandacht. In Nederland is ongeveer 15% van de inwoners RhD -negatief (zij zijn zelden tegelijkertijd ook Rhc-negatief).
Ook je bloedgroep bepaalt of een mug zich tot je aangetrokken voelt of niet. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat muggen mensen met bloedgroep O twee keer zo aantrekkelijk vinden als mensen met een andere bloedgroep.
6,4% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep A-negatief (A-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam, maar er zijn wel veel mensen die deze bloedgroep kunnen ontvangen van donors. Mensen met bloedgroep A-positief, A-negatief, AB-positief en AB-negatief kunnen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A-negatief.
Zo hebben Latijns-Amerikanen vaker bloedgroep O en komt bloedgroep A meer voor bij Afrikanen en Scandinaviërs, terwijl (de zeldzame) bloedgroep B dan weer vaker in Azië te vinden is.