Er ontstaat een aangepast gedrag dat de overlevingskansen van het organisme vergroot. Soorten leerprocessen zijn: inprenting, gewenning, conditionering, imitatie, en inzicht. Inprenting is het leren van iets dat alleen in een bepaalde korte levensperiode (de gevoelige periode) aangeleerd kan worden.
Aangeleerd gedrag: gedrag dat meestal in aanleg aanwezig is, maar pas tot uiting komt door een vorm van leren. Voorbeeld: spreken en schrijven. De gedragstheorie richt zich op aangeleerd gedrag, want het aangeboren gedrag is onbeïnvloedbaar.
Verreweg de meeste aangeboren eigenschappen maken ons als persoon niet uniek. Denk maar aan de mogelijkheid om te leren lopen, je handen te gebruiken, te communiceren door taal. Al dit soort eigenschappen zijn aangeboren en maken dat we een mens zijn.
Aangeboren gedrag is gedrag dat tot uiting komt bij de geboorte en dat wordt doorgegeven van generatie op generatie via het erfelijk materiaal (DNA). De capaciteit om taal te leren alsook de gezichtsmimiek is aangeboren.
Welke eigenschappen nu precies zijn aangeboren, is nog niet helemaal bekend, maar Van Aken houdt het voorlopig op de 'Big Five': vriendelijkheid, extraversie, openheid voor nieuwe ervaringen, emotionele stabiliteit en zorgvuldigheid.
Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen. Een handeling kan vanalles zijn; stofzuigen, pannenkoeken bakken, fietsen, slapen, je neus ophalen, vechten, noem maar op. Deze handelingen vallen onder uiterlijk waarneembaar gedrag.
Je karakter, ook wel aard of inborst genoemd, is kort gezegd het stabiele deel van je persoonlijkheid. Deze verzameling van relatief stabiele / vaste innerlijke eigenschappen is voor een groot deel aangeboren. Je karakter en je karaktereigenschappen of karaktertrekken zijn dus moeilijk te veranderen.
Nature-aanhangers vinden dat je gedrag het meest bepaald wordt door je aangeboren eigenschappen zoals voetbaltalent, ritmegevoeg etc. Nurture-aanhangers vinden dat je belangrijkste eigenschappen aanleert of afleert. Bijvoorbeeld als je snel agressief bent, kun je leren om jezelf te beheersen.
Temperament en omgeving staan in wisselwerking met elkaar. Samen zorgen ze ervoor dat kinderen, volwassenen, kortom elk mens, gedrag vertoont in een situatie. Temperament wordt dus beïnvloed door de omgeving, maar heeft wel een biologische, genetische basis.
Jouw identiteit geeft daarmee richting en vorm aan alle confrontaties in het leven. Kortom, het denken, voelen en doen bepa- len je persoonlijkheid en het ervaren ervan (dus wie je als persoon bent) bepaalt je identiteit. Welke standpunten, overtui- gingen en denkbeelden je hebt zijn grotendeels aangeleerd.
Voorbeelden van aangeleerde eigenschappen
Je leert bijvoorbeeld om netjes met mes en vork te eten en niet met je mond vol te praten. Een ander voorbeeld is het leren van sociale vaardigheden, zoals het begroeten van mensen en het delen van speelgoed. Denk ook aan het leren van taal.
“Kinderen die leren lopen ontwikkelen er nog een paar patronen bij, maar ze gebruiken nog steeds ook dezelfde patronen die ze al hadden toen ze net waren geboren”, vertelt Dominici. Dat het vermogen om te lopen bij mensen dus is aangeboren, was een grote ontdekking. Het leverde Dominici publicaties op in Science.
Een voorbeeld van operante conditionering
Lacht iedereen hard na het vertellen van een goed verhaal, dan is de kans groot dat hetzelfde verhaal later nog een keer verteld wordt. Een ander voorbeeld van operante conditionering wordt vaak teruggezien bij het stellen van vragen in een klaslokaal of op de werkvloer.
Aangeleerd gedrag is flexibelen dan aangeboren gedrag en maakt het voor het dier mogelijk zich aan te passen aan veranderende omstandigheden in de omgeving. Aangeleerd gedrag kan heel wat verschillen van individu tot individu binnen dezelfde soort.
Het grote verschil tussen aangeboren en niet-aangeboren hersenletsel, is dat niet-aangeboren hersenletsel niet vanaf het begin van het leven aanwezig is. Het letsel ontstaat door bijvoorbeeld een ongeluk, hersenbloeding of infectie.
Iemands persoonlijkheid is een unieke combinatie van aangeboren en aangeleerde eigenschappen en onze waarneming en interpretatie daarvan. Identiteit wordt grotendeels bepaald door onze relatie met anderen. Heel simpel gezegd is persoonlijkheid wie we van binnen zijn en identiteit wie we van buiten zijn.
Hoe komt gedrag tot stand
De signalen van binnenuit noem je inwendige of interne prikkels. Naast de inwendige en uitwendige prikkels hebben we nog te maken met aangeboren gedrag, erfelijk gedrag, aangeleerd gedrag en omgevingsfactoren. Dat allemaal samen brengt gedrag tot stand.
De vijf persoonlijkheidskenmerken uit de Big Five persoonlijkheidstheorie zijn extraversie, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit, ordelijkheid en openheid. Op basis van iemands score op deze vijf persoonlijkheidskenmerken krijg je een goed beeld van iemands persoonlijkheid.
Temperament is de primaire, aangeboren manier waarop je baby reageert op haar omgeving. Het karakter van je baby wordt gevormd door haar temperament en haar omgeving. Een karakter is dus niet aangeboren, maar moet zich nog ontwikkelen. Het karakter groeit vervolgens door de jaren heen uit tot de persoonlijkheid.
Voor de analyse van het doelgedrag biedt de zogeheten Poiesz-structuur een goede basis. Theo Poiesz, hoogleraar Economische Psychologie, stelt dat gedrag alleen verandert als capaciteit, motivatie en gelegenheid (de voorzieningen) alle drie in voldoende mate aanwezig zijn.
Wat betekent sociabiliteit in de praktijk? Concreet houdt sociabel zijn het volgende in: Je hebt geen last van verlegenheid; je stapt op bijeenkomsten en feestelijkheden gemakkelijk op anderen af, maakt kennis en neemt soepel het woord.
Verschil karakter en gedrag
Het grote verschil tussen karakter en gedrag is dat je karakter vastligt en gedrag elke keer weer anders is. Als je dit weet, dan is het goed om te beseffen dat je aan de telefoon dus niet kunt praten over het karakter van een beller. Daarvoor moet je de persoon beter kennen.